Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
10 maart 2022;
van betrokkene zelf tot beëindiging van de verplichte zorg;
2.De standpunten
3.Beoordeling
De rechtbank stelt ten aanzien van betrokkene vast dat de situatie zoals vermeld in artikel 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz zich wel voordoet. Uit de medische verklaring van
23 maart 2022 blijkt dat er bij het staken van antipsychotische medicatie door betrokkene in het verleden steevast een psychotische ontregeling volgde, waarbij o.a. sprake was van (dreigende) agressie naar derden en het uitlokken van agressie bij derden. In de medische verklaring van 27 januari 2022 staat vermeld dat betrokkene vier psychoses heeft moeten doormaken in vier jaar tijd en dat hij bekend is met (dreigende) agressie en seksueel grensoverschrijdend gedrag in de psychoses. Uit de justitiële documentatie blijkt ten slotte dat betrokkene op 3 maart 2016 huiselijk geweld richting ouder(s) heeft gepleegd. De agressie naar derden en het seksueel grensoverschrijdend gedrag bij eerdere decompensaties, mede in aanmerking nemende dat het staken van de antipsychotische medicatie in het verleden steevast tot decompensatie leidde, acht de rechtbank voldoende om te kunnen spreken van een aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel of psychische schade bij anderen.
Nu de situatie als vermeld in artikel 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz zich voordoet, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of betrokkene al dan niet wilsbekwaam te achten is. De rechtbank zal op basis van bovenstaande overwegingen de zorgmachtiging niet in zijn geheel beëindigen.
4.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,