Op 9 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, woonachtig in Turkije, in beroep ging tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.914 had vastgesteld. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting op 14 april 2022, waar de belanghebbende niet op kwam dagen, werd de inspecteur gehoord via een Skypeverbinding.
De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden en dat de belanghebbende geen belang meer had bij het beroep, aangezien de inspecteur had aangegeven dat de aanslag ambtshalve zou worden verminderd naar nihil. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en gelastte de inspecteur om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet in een betere positie kon komen te verkeren, waardoor het beroep geen kans van slagen had. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.