Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam 2]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 mei 2022 een beslissing genomen over een verschoningsverzoek van een rechter in een civiele procedure. Het verzoek werd ingediend op 4 mei 2022 en was gebaseerd op de persoonlijke kennis van de rechter met een financieel adviseur die in de hoofdzaak genoemd werd. De rechter was van mening dat hij niet belemmerd zou worden door deze persoonlijke relatie, maar erkende dat er een schijn van partijdigheid zou kunnen ontstaan.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat verschoning een middel is om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van rechters te waarborgen. De wetgeving, zoals vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, stelt dat rechters zich kunnen verschonen op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden in deze zaak voldoende waren om het verzoek tot verschoning toe te wijzen.
De beslissing houdt in dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van indienen van het verschoningsverzoek. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.