ECLI:NL:RBZWB:2022:2544

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
C/02/396705 / HA RK 22/80
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Hertsig
  • J. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in faillissementszaak met curator

Op 9 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door mr. Oonk-Pallandt Q.Q., de curator in de faillissementen van de besloten vennootschappen '[naam bv 1]' en 'J & V B Beheer B.V.'. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. [voorletters] Hermans, die als rechter optrad in de hoofdzaak. De curator stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt, omdat zij en haar gemachtigde niet of nauwelijks aan het woord waren gekomen, terwijl de wederpartijen uitvoerig de gelegenheid kregen om hun standpunten naar voren te brengen. Daarnaast werd er geklaagd over de wijze waarop de rechter de zitting leidde en over opmerkingen die zij zou hebben gemaakt over de curator.

De wrakingskamer heeft het procesverloop en de argumenten van de verzoekster zorgvuldig beoordeeld. De rechter heeft in haar verweer aangegeven dat het gebruikelijk is dat alleen de verklaringen van partijen worden opgetekend en dat de vragen en opmerkingen van de rechter niet altijd worden genoteerd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De omstandigheden dat de zittingsaantekeningen niet onmiddellijk zijn verstrekt en dat de rechter soms in de rede viel, waren niet voldoende om de schijn van partijdigheid te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het wrakingsverzoek af te wijzen en de behandeling van de hoofdzaak voort te zetten. De beslissing werd genomen door mr. Van Kralingen, als rechter en voorzitter, en mr. Hertsig en mr. De Roos, als rechters, in aanwezigheid van de griffier mr. Hamans. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/396705 / HA RK 22/80
beslissing van 9 mei 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
mr. [voornaam] Oonk-Pallandt Q.Q.
verzoekster
gemachtigde: mr. D.D. Weeland.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/02/389715 / HA ZA 21-538,
 de zittingsaantekeningen van de zitting van 7 april 2022, waarin ook de door de gemachtigde van verzoekster gedicteerde wrakingsgronden zijn opgenomen,
 het e-mailbericht van 15 april 2022 van de gewraakte rechter waarin staat dat zij niet in de wraking berust,
 de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van verzoekster van 27 april 2022 met daarin een aanvulling op de wrakingsgronden,
 de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op de zitting van 28 april 2022, waarbij aanwezig waren: verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, de gewraakte rechter, en [naam 2] en [naam 1] (de wederpartijen in de hoofdzaak), bijgestaan door hun gemachtigde mr. R.W. de Pater,
 de tijdens deze zitting door de gemachtigde van verzoekster overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Hermans (hierna: de rechter), optredend als rechter in de bovengenoemde hoofdzaak. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door, althans namens, verzoekster uiteen zijn gezet tijdens de zitting van 7 april 2022, in de e-mail van 27 april 2022 en tijdens de zitting van de wrakingskamer van 28 april 2022.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

3.1
In de hoofdzaak gaat het om de afwikkeling van de faillissementen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ‘[naam bv 1]’ en ‘J & V B Beheer B.V.’. Verzoekster treedt op als curator in deze faillissementen.
3.2
Op 7 april 2022 heeft er een zitting plaatsgevonden in de hoofdzaak. Tijdens deze zitting is gesproken over een vordering van de curator uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid en een vordering van de curator tot incasso van rekening-courantvorderingen. Tijdens deze zitting heeft verzoekster de rechter gewraakt.

4.Het standpunt van verzoekster

4.1
Kort weergegeven heeft de rechter volgens verzoekster om de volgende redenen de schijn van partijdigheid gewekt:
verzoekster en haar gemachtigde zijn niet of nauwelijks aan het woord gekomen, terwijl de wederpartijen daartoe uitvoerig in de gelegenheid zijn gesteld,
de rechter is verzoekster en haar gemachtigde steeds in de rede gevallen maar heeft dat niet bij de wederpartijen gedaan,
de rechter heeft uitvoerig onderwerpen behandeld die geen onderdeel uitmaken van het geschil,
uit de vragen en opmerkingen van de rechter is gebleken dat zij al een eindoordeel in gedachten heeft en naar dit eindoordeel toe redeneert,
de rechter heeft de curator ten onrechte verweten dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd, terwijl de processtukken en de producties het tegendeel bewijzen,
in een andere faillissementszaak heeft de rechter te kennen gegeven dat verzoekster naar haar idee als curator de faillissementen enkel in stand heeft gehouden ten behoeve van haar eigen salaris,
de rechter heeft aangegeven dat zij ‘een vibe van vijandigheid’ proeft bij verzoekster, maar desgevraagd niet kon zeggen waar dit op gebaseerd is,
de zittingsaantekeningen van de zitting van 7 april 2022 zijn opgesteld met het oog op de wrakingszitting, onder meer doordat daarin de opmerkingen van de rechter niet zijn opgenomen.

5.Het standpunt van de rechter

5.1
De rechter heeft in reactie op het standpunt van verzoekster het volgende aangevoerd.
5.2
In handelszaken is het gebruikelijk dat door de griffier alleen de verklaringen van partijen worden opgetekend, en dus niet tevens de vragen en opmerkingen van de rechter. De zittingsaantekeningen van de zitting van 7 april 2022 zoals die aan partijen en aan de wrakingskamer zijn verstrekt, betreffen de aantekeningen zoals de griffier deze tijdens die zitting heeft opgetekend zonder dat daaraan iets is toegevoegd, afgedaan of gewijzigd.
5.3
De hoofdzaak heeft betrekking op bestuurdersaansprakelijkheid, waarbij schending van de boekhoudplicht niet wordt betwist. Er ontstaat daardoor een weerlegbaar rechtsvermoeden dat bestuurdersaansprakelijkheid een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Om die reden was de zitting vooral gericht op de bestuurders, de wederpartijen van verzoekster, teneinde hen in de gelegenheid te stellen dit vermoeden te ontzenuwen. De bestuurders hebben weliswaar veel toelichting gegeven, maar verzoekster en haar gemachtigde zijn ook in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Daarbij is hen niet het woord ontnomen, maar zijn bepaalde vragen wel opnieuw gesteld omdat sommige antwoorden teveel afdwaalden van de vraag.
5.4
De rechter heeft zelf geen onderwerpen aangesneden die niet ter zake doen, maar heeft verzoekster en haar gemachtigde wel laten reageren op alle stellingen van de wederpartijen. Daarnaast is een zitting ook bedoeld om een schikking te beproeven. Om die redenen kan het soms nodig zijn om enigszins buiten de rechtsstrijd te treden.
5.5
Op enig moment was er tijdens de zitting van 7 april 2022 volgens de rechter sprake van een gewijzigde non-verbale houding van verzoekster. Geprobeerd is om deze houding bespreekbaar te maken, waarbij wel het woord ‘vibe’ is gebruikt maar niet het woord ‘vijandig’.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
6.3
De wrakingskamer gaat allereerst in op de zittingsaantekeningen van de zitting van 7 april 2022. In de op de wrakingszitting door de rechter gegeven toelichting ziet de rechtbank voldoende basis om aan te nemen dat het in zaken zoals de hoofdzaak niet gebruikelijk is om de vragen en opmerkingen van de rechter afzonderlijk op te tekenen. In de enkele omstandigheid dat er zittingsaantekeningen zijn aangeleverd waarin de uitlatingen van de rechter niet afzonderlijk zijn opgetekend, kan daarom geen aanleiding worden gezien voor het oordeel dat de rechter de schijn van partijdigheid wekt. De omstandigheden dat de zittingsaantekeningen niet desgevraagd onmiddellijk zijn verstrekt, zijn opgebouwd uit lopende volzinnen en een zakelijke weergave bevatten van het gesprokene, zijn daartoe in elk geval onvoldoende.
6.4
Dit brengt met zich dat de wrakingskamer de zittingsaantekeningen tot uitgangspunt neemt voor de beoordeling van het verloop van de zitting van 7 april 2022, met dien verstande dat daaruit niet kan worden afgeleid welke formuleringen de rechter precies zelf heeft gebruikt. Hierop zal in het navolgende verder worden ingegaan. Ten overvloede merkt de wrakingskamer wel op dat zittingsaantekeningen waarin de uitlatingen van de rechter wel afzonderlijk zijn opgetekend de voorkeur genieten.
6.5
De wrakingskamer stelt voorop dat het aan de behandelend rechter is om binnen de daarvoor bestaande wettelijke kaders het verloop van de procedure te bepalen en met het oog daarop bepaalde beslissingen te nemen of bepaalde vragen te stellen die zij zelf relevant acht voor de beoordeling van de zaak. De rechter heeft grote vrijheid om de zitting in te richten zoals zij dat wil en kan – indien zij dat nodig vindt – een partij onderbreken bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat het gesprek bij het aan de orde gestelde onderwerp blijft. Anderzijds dient een zitting ervoor om partijen over en weer op elkaars standpunten te laten reageren, zelfs als die wellicht niet ter zake doen, en zo mogelijk ook om te proberen partijen alsnog nader tot elkaar te brengen, waarbij niet valt uit te sluiten dat ook onderwerpen die buiten de omvang van het geding vallen worden besproken. Gelet hierop kan in de omstandigheden dat verzoekster en haar gemachtigde soms in de rede zijn gevallen, althans dat aan hen tijdens het geven van een reactie nadere vragen zijn gesteld, en dat aan hen is gevraagd om te reageren op standpunten van de wederpartijen die niet de kern van de vorderingen in de hoofdzaak raken, geen aanleiding worden gevonden voor het oordeel dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Daarnaast blijkt uit de zittingsaantekeningen dat verzoekster en haar gemachtigde in voldoende mate in gelegenheid zijn gesteld om op de wederpartijen te reageren.
6.6
Volgens verzoekster heeft de rechter gezegd dat zij enkele rekening-courantvorderingen niet toewijsbaar acht voor zover die zouden zien op salaris, omdat ‘de heren (naar de wrakingskamer begrijpt: [naam bv 2]) hun gezin moeten kunnen onderhouden’. Daarnaast heeft de rechter volgens verzoekster gezegd dat zij een ‘vibe van vijandigheid’ bij verzoekster heeft geproefd. Tijdens de zitting van de wrakingskamer is niet alleen gebleken dat de rechter heeft ontkend deze bewoordingen te hebben gebruikt, maar ook dat zowel [naam bv 2] als hun gemachtigde deze lezing van verzoekster niet delen. Bovendien kan worden opgemerkt dat het benoemen van een veronderstelde non-verbale houding van een procespartij als zodanig geen aanleiding is om een wrakingsverzoek toe te wijzen. Gelet hierop ziet de wrakingskamer geen grond voor het oordeel dat de rechter door haar uitlatingen de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
6.7
De wrakingskamer is voorts van oordeel dat de overige door verzoekster aangevoerde redenen voor wraking evenmin zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster vooringenomenheid koestert althans dat de bij verzoekster bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.8
Dit leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/02/389715 / HA ZA 21-538 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 9 mei 2022 door mr. Van Kralingen, rechter en voorzitter, en mr. Hertsig en mr. De Roos, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.