In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzet tegen een strafbeschikking die aan de verdachte was opgelegd. De verdachte had een geldboete van € 100,- gekregen vanwege een overtreding op 10 oktober 2021, waarbij hij een aangebroken flesje bier bij zich had in een door de burgemeester aangewezen gebied waar het verboden was alcoholhoudende dranken te nuttigen of bij zich te hebben. De verdachte heeft verzet aangetekend tegen deze strafbeschikking, en de rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 29 april 2022.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verdachte tijdig verzet heeft ingesteld en dat er geen gronden zijn voor niet-ontvankelijkheid. Tijdens de zitting heeft de verdachte aangevoerd dat hij niet op de juiste manier was geïnformeerd over zijn recht op verhoorbijstand en dat niet was vastgesteld dat er daadwerkelijk alcohol in het flesje zat. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van zijn recht op verhoorbijstand en dat er voldoende bewijs was dat de verdachte een geopende fles met alcoholhoudende drank bij zich had. Echter, de rechtbank heeft ook het legaliteitsbeginsel in overweging genomen. Het aanwijzingsbesluit van de burgemeester, dat de basis vormde voor de strafbaarheid van de verdachte, was niet voldoende kenbaar gemaakt. Hierdoor oordeelde de kantonrechter dat het alcoholverbod in de Algemene plaatselijke verordening Goes onverbindend was, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging.