ECLI:NL:RBZWB:2022:2566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_4864
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 11 februari 2020, waarin een verzoek tot herziening van een eerder besluit van 3 oktober 2011 werd afgewezen. Dit eerdere besluit weigerde verzoeker een WIA-uitkering per 25 juli 2011. Op 26 januari 2022 heeft het UWV echter een nieuw besluit genomen, waarbij het de bezwaren tegen het eerdere besluit gegrond verklaarde en verzoeker met terugwerkende kracht volledig en duurzaam arbeidsongeschikt heeft geacht. Hierdoor werd verzoeker een IVA-uitkering toegekend met ingang van 25 juli 2011.

Na deze ontwikkeling heeft verzoeker het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft gereageerd en zich verwezen naar het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 4 mei 2022 en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4864 WIA
uitspraak van 4 mei 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. B.P.A. van Beers,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 11 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de afwijzing van een verzoek tot herziening van het besluit van 3 oktober 2011 waarbij het UWV verzoeker per 25 juli 2011 een uitkering ingevolge de WIA heeft geweigerd.
Bij besluit van 26 januari 2022 heeft het UWV een nieuw besluit genomen en daarbij de bezwaren tegen het bestreden besluit alsnog gegrond verklaard en verzoeker met ingang van 25 juli 2011 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht. Daarom heeft het UWV verzoeker bij dat besluit met ingang van die datum een IVA-uitkering ingevolge de Inkomensvoorziening Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA) toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 6 april 2022 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren en daarbij aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 26 januari 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 4 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.