ECLI:NL:RBZWB:2022:2597
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Huurtoeslag 2018 en bezwaar tegen vaststelling door Belastingdienst/Toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 mei 2022, staat de huurtoeslag over 2018 centraal. Eiseres, die sinds 2012 zorg- en huurtoeslag ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van de huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. In het primaire besluit van 31 december 2020 werd de huurtoeslag vastgesteld op € 2.816,-, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 2.858,-. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat een deel van haar inkomen, een extra WAO-uitkering, buiten beschouwing moest blijven bij de berekening van het verzamelinkomen.
De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen op goede gronden de huurtoeslag heeft vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de Belastingdienst/Toeslagen en de inspecteur voor de inkomstenbelasting twee verschillende bestuursorganen zijn, elk met hun eigen bevoegdheden. De huurtoeslag is een inkomensafhankelijke regeling, en de rechtbank bevestigt dat de Belastingdienst/Toeslagen zich heeft gehouden aan de wettelijke bepalingen die bepalen welke inkomensbestanddelen in aanmerking worden genomen.
De rechtbank concludeert dat de huurtoeslag over 2018 terecht is vastgesteld op € 2.858,- en dat eiseres het teveel ontvangen bedrag moet terugbetalen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank biedt eiseres de mogelijkheid om een betalingsregeling aan te vragen voor de terugbetaling van het teveel ontvangen bedrag.