In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2022, werd het beroep van eiseres tegen de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 september 2020, waarin haar kinderopvangtoeslag per 1 januari 2020 werd stopgezet. De Belastingdienst/Toeslagen stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van de toeslag, omdat haar toeslagpartner, [naam man], niet voldeed aan de eisen van werk of studie. Eiseres voerde aan dat zij feitelijk als alleenstaande ouder diende te worden beschouwd, omdat [naam man] niet bij haar woonde en geen financiële bijdrage leverde. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de feitelijke situatie, [naam man] nog steeds als toeslagpartner werd aangemerkt, omdat zij gehuwd waren en er geen verzoek tot echtscheiding was ingediend vóór 22 december 2020. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht de kinderopvangtoeslag had stopgezet en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de juridische definitie van een toeslagpartner en de voorwaarden waaronder deze kan worden gewijzigd.