ECLI:NL:RBZWB:2022:2615
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.M. Lai, had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, waarin een maatregel was opgelegd wegens een benadelingshandeling. Dit besluit was op 9 juni 2021 genomen en had tot gevolg dat de ex-werkgever de Ziektewet-uitkering niet diende te betalen. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar van de verzoeker ongegrond werd verklaard, heeft de verweerder op 2 december 2021 het bestreden besluit gewijzigd en de maatregel opgeheven, waardoor de ex-werkgever alsnog de Ziektewet-uitkering moest betalen.
Naar aanleiding van deze wijziging heeft de verzoeker het beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop de verweerder geen bezwaar maakte tegen de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft de proceskosten voor de beroepsfase toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is de verweerder verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De rechtbank heeft de verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 759,-, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.