Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een betonverwerkingsbedrijf en de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft een naheffingsaanslag loonheffing en een beschikking belastingrente over het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 14.101 opgelegd, omdat het bedrijf niet kon aantonen dat de bestelauto's uitsluitend voor zakelijke doeleinden werden gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de bestelauto's in het naheffingstijdvak naar aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt waren voor het vervoer van goederen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht had geconcludeerd dat de regeling voor doorlopend afwisselend gebruik niet van toepassing was, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat het voor haar bezwaarlijk was om een sluitende rittenregistratie bij te houden. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag en belastingrente als terecht beoordeeld. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.