ECLI:NL:RBZWB:2022:2690

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
C/02/391299 JERK 21-2240
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling in het kader van de Schottenaanpak voor minderjarige met gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2022 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam], geboren op 3 maart 2012. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 12 mei 2022, en de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om een verdere verlenging van negen maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van de Schottenaanpak, die gericht is op het verbeteren van de situatie van de minderjarige en zijn ouders.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn geweest in de samenwerking tussen de ouders en de GI, vooral na de ondertekening van het contract voor de Schottenaanpak. De moeder heeft actief meegewerkt en tijdig informatie verstrekt, terwijl de vader enige moeite heeft met het nakomen van afspraken. De kinderrechter heeft ook geconstateerd dat de minderjarige [voornaam] moeite heeft met functioneren op regulier onderwijs en dat er behoefte is aan therapie voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling.

Op basis van de ingediende stukken en de positieve veranderingen in de houding van de moeder, heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling van [voornaam] te verlengen tot 12 februari 2023. Dit is noodzakelijk om de Schottenaanpak voort te zetten en de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/391299 / JE RK 21-2240
Datum uitspraak: 10 mei 2022
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Roosendaal, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
betreffende
[naam 1], geboren op 3 maart 2012 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [voornaam].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 2],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
[naam 3],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [naam 3].

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze zaak van 10 februari 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de op 15 april 2022 ingekomen brief van de GI, met bijlage;
- de brieven van de griffier van deze rechtbank, met bijlage, van 21 april 2022 aan de belanghebbenden, tevens in afschrift aan de GI.

2.Het (restant)verzoek

Bij voormelde tussenbeslissing is op het onderhavige verzoek van de GI in deze zaak de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengd van 12 februari 2022 tot 12 mei 2022, onder aanhouding van het restantverzoek (9 maanden). Dit om de ouders de gelegenheid te bieden om dalsnog in samenwerking met hun afzonderlijke contactpersonen van de GI te komen tot de ondertekening van een contract in het kader van de Schottenaanpak met daarin afspraken die zo duidelijk mogelijk zijn en waarover er tussen de ouders onderling geen strijd/discussie kan ontstaan. De GI is verzocht de rechtbank schriftelijk - tevens in afschrift aan de ouders - te berichten of de Schottenaanpak in haar opvatting nog steeds de meest geëigende aanpak is en indien dit niet het geval is, welke andere mogelijke opties volgens haar passend c.q. noodzakelijk zijn.

3.Het nadere standpunt van de verzoeker

De GI heeft schriftelijk bericht dat de ouders het contract behorend bij de Schottenaanpak hebben ondertekend en dat daarmee op 22 februari 2022 officieel is gestart. Op grond van de gemaakte afspraken is er een aparte contactpersoon aangesteld voor de vader, te weten mevrouw Den Haan en daarnaast voor de moeder, te weten mevrouw Van Dooren. Wanneer de contactpersoon vrij is, kan de ouder via e-mail contact zoeken met de andere contactpersoon, waarbij de eigen contactpersoon daarin wordt meegenomen. In noodsituaties kan er telefonisch contact worden gezocht. De contactpersonen hebben één maal per twee weken overleg over punten die van belang zijn. Terugkoppeling naar de ouders vindt plaats via de aangewezen contactpersoon. Eén keer per vier weken is er overleg tussen de betrokken organisaties. De ouders worden tevoren op de hoogte gebracht wanneer het overleg plaatsvindt. Terugkoppeling vindt plaats via de aangewezen contactpersoon.
De vader is via de e-mail persoonlijk aangesproken op het nakomen van de afspraken rondom het contact met [voornaam] en de afspraak over het maken van huiswerk. De vader heeft erkend dat hij de afspraak rondom het maken van huiswerk was vergeten. Met betrekking tot het contact zoeken met [voornaam] en het rekening houden met het inplannen van afspraken op de dag dat [voornaam] komt, benoemt de vader dat dit gewoon wel eens zo loopt. De GI heeft daarop in week 14 besloten de vader een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing te geven voor het nakomen van afspraken met betrekking tot het contact met [voornaam] en het maken van huiswerk.
Er is sinds de laatste mondelinge behandeling het nodige ten positieve veranderd in de houding van de moeder. Sinds zij op 12 februari 2022 het contract heeft ondertekend, verlopen de contacten met haar positief en werkt zij actief mee. Geheel volgens afspraak geeft de moeder steeds tijdig en correct zaken door, zoals informatie over bedplassen of het maken van huiswerk door [voornaam]. Door de moeder worden ook - zonder verwijt richting de vader - heel feitelijk incidenten gemeld. De Schottenaanpak heeft in die zin wat de situatie van de moeder betreft een zekere mate van rust gebracht. Rust die ook [voornaam] lijkt te ervaren. Zo is het bedplassen door [voornaam] zowel bij de vader als bij de moeder afgenomen. Daarentegen komt er meer ruimte voor [voornaam] gedrag, wat maakt dat hij zich in die zin niet goed weet te verhouden. Naast het klem zitten tussen zijn ouders lijkt bij [voornaam] ook sprake van kindeigen problematiek.
[voornaam] heeft moeite om te functioneren op het regulier onderwijs. Hij vindt steeds minder aansluiting bij klasgenoten en hij heeft een negatief zelfbeeld. Een medewerker uit het speciaal onderwijs komt observeren in de klas om een advies uit te brengen voor (eventueel) speciaal onderwijs. Daarnaast is er een intakeproces voor medicatie gestart bij de kinderarts. Verder is begin februari 2022 geconstateerd dat het goed zou zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam] om tweemaal per week therapie te volgen, waarbij dit volgen van therapie prevaleert ten opzichte van het volgen van onderwijs. Inmiddels konden er (in financieel opzicht) regelingen voor het vervoer worden getroffen en praktische afspraken worden gemaakt over therapeutische hulp éénmaal per week voor langere duur. Het is van belang dat beide ouders met een vastgestelde frequentie aansluiten bij de therapie om de interactie tussen [voornaam] en zijn ouders te verbeteren. De moeder heeft met haar werkgever kunnen regelen dat zij voortaan op donderdagochtend vrij is, zodat zij [voornaam] naar therapie kan brengen. Op de aan de vader voorgelegde vraag met welke frequentie hij voor [voornaam] naar de therapie zou kunnen rijden, is een concrete reactie, anders dan ‘dat hij er voor de lasten is en niet voor de lusten’ uitgebleven. De vader lijkt niet in te zien dat het rijden naar de therapie van [voornaam] en het deelnemen aan de therapie een positieve invloed heeft op het contact met [voornaam]. De GI concludeert dat de Schottenaanpak nodig was en nog steeds is in de situatie van [voornaam] en zijn ouders. De GI verzoekt daarom - overeenkomstig het restantverzoek - de ondertoezichtstelling te verlengen voor de nog resterende duur van 9 maanden.

4.De beoordeling

De aan de belanghebbenden gestuurde antwoordbrieven, met het verzoek om daarin aan te geven of er behoefte bestaat aan een mondelinge behandeling, zijn door de rechtbank niet retour ontvangen. In deze brieven is daarover door de rechtbank opgemerkt dat in dat geval ervan wordt uitgegaan dat de belanghebbenden geen mondelinge behandeling wensen.
Op grond van de inhoud van de actuele stukken is de kinderrechter van oordeel dat, om de schottenaanpak voort te kunnen zetten, een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengen voor de resterende duur van negen maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Dit betekent dat de kinderrechter als volgt beslist.

5.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam] met ingang van 12 mei 2022 tot 12 februari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M.M. Baremans, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.