ECLI:NL:RBZWB:2022:2708

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na Eerstejaars Ziektewet-beoordeling en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering. Eiser, die als leidinggevend elektromonteur werkte, was sinds 26 september 2019 arbeidsongeschikt door psychische klachten en ontving een Ziektewet-uitkering. Het UWV heeft in een besluit van 1 oktober 2020 vastgesteld dat eiser vanaf 30 oktober 2020 geen recht meer had op deze uitkering, wat door eiser werd bestreden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 17 februari 2022, waar eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV getoetst, waarbij de verzekeringsartsen concludeerden dat eiser arbeidsongeschikt was door een autisme spectrum stoornis. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser niet in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen en dat de beëindiging van de uitkering per 30 oktober 2020 gerechtvaardigd was. Eiser had geen medische onderbouwing voor zijn stelling dat hij meer uren beperkt moest worden dan de 36 uur die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een Ziektewet-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de geselecteerde functies die het UWV had aangedragen, passend waren voor eiser, en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/703 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 oktober 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) bepaald dat eiser vanaf 30 oktober 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 29 december 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 februari 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser en mr. J.F.C.A.M. Weterings namens het UWV.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is fulltime werkzaam geweest als leidinggevend elektromonteur tot 1 oktober 2019. Voor dat werk is hij op 26 september 2019 uitgevallen vanwege psychische klachten.
Hiervoor heeft het UWV eiser een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 30 oktober 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 30 oktober 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 1 september 2020. Hij heeft gerapporteerd dat eisers klachten en beperkingen plausibel en objectiveerbaar zijn en dat deze worden veroorzaakt door een stoornis (autisme spectrum stoornis). Eiser zocht professionele hulp en kreeg behandeling. Als gevolg daarvan is eiser 1 dagdeel per week verminderd beschikbaar voor arbeid en geldt een urenbeperking van 36 uur per week.
Hij acht eiser arbeidsongeschikt voor de maatgevende arbeid onder andere door zijn beperking in leidinggeven en het omgaan met deadlines.
De verzekeringsarts concludeert dat eiser ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 ZW. Eiser heeft verminderde benutbare mogelijkheden voor het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 september 2020.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Verder heeft hij deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 18 november 2020. De verzekeringsarts b&b stelt dat niet is gebleken, dat de primaire verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiser en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende medische beperkingen. De primaire verzekeringsarts is bij de opstelling van de FML terecht uitgegaan van de diagnose autisme spectrum stoornis.
Evenmin is gebleken dat de door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML op onjuiste of onvolledige wijze de medische beperkingen van eiser weerspiegelt.
Belangrijke kenmerken van een ASS beeld zijn volgens de verzekeringsarts b&b de tekorten in de sociale communicatie, sociale interacties, mentale rigiditeit en de verhoogde prikkelgevoeligheid.
Eiser had een leidinggevende functie. In deze functie werden er eisen gesteld wat betreft sociale communicatie en interactie waar eiser gezien zijn aandoening niet goed aan kon voldoen.
Er zijn volgens verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] geen argumenten om een (verdere) urenbeperking aan te nemen. Eiser is uitgevallen voor zijn werk met klachten als gevolg van het feit dat er eisen aan hem werden gesteld waaraan hij gezien zijn autisme spectrum stoornis niet kon voldoen, waardoor er sprake was van een continue spanning en stress en als gevolg daarvan stemmingsklachten en vermoeidheid.
Bij een passende functie acht [naam verzekeringsarts b&b] het risico op co-morbiditeit gering. De beperkingen zoals aangegeven door de primaire verzekeringsarts geven daarvoor de randvoorwaarden.
De primaire verzekeringsarts heeft eiser terecht beperkt geacht en aangewezen op een voorspelbare werksituatie, een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, werk zonder veelvuldige deadlines en productie pieken, met beperkingen voor het omgaan met conflicten, intensief samenwerken, leidinggeven en emotionele problemen van anderen hanteren. Er zijn geen argumenten om meer beperkingen aan te nemen.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] onderschrijft dan ook de FML van 14 september 2020.
5.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij zich niet in staat acht 8 uur per dag te werken, vanwege de spanningen die dat opbouwt. Hij vreest dan altijd moe te blijven en de balans tussen werk en privé niet te kunnen hervinden, met gevaar voor een gezond gezinsleven en vervolgens vereenzaming. Meer dan 4 uur per dag werken acht eiser voor hem niet mogelijk.
In zijn aanvullende gronden van 18 augustus 2021 heeft eiser gemeld dat hij in overleg met een UWV-coach en begeleiding sinds 25 mei 2021 weer ziek is gemeld, bij gebrek aan verbetering en slechts achteruitgang. Zijn Werkfit-programma is gestopt en eiser krijgt twee maal per week WMO-begeleiding.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder met name de gevolgen van de autisme spectrum stoornis van eiser, met de daarbij behorende klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen per 29 september 2020. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser weliswaar stelt dat voor hem een (verdere) urenbeperking moet worden vastgesteld, maar dat er geen medische informatie is ingebracht die die stelling ondersteund. De rechtbank vindt het voorstelbaar dat eiser bij werk terugdenkt aan het werk dat hij eerder heeft gedaan, maar de verzekeringsartsen achten hem daar nu juist niet geschikt voor. Het werk waarin eiser zou kunnen hervatten omvat juist niet de probleembelastingen waarmee eiser in zijn oude werk te maken had. In de FML is een niet gering aantal beperkingen opgenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en werktijden. Indien daarmee rekening wordt gehouden in een werksituatie, is er in energetisch en preventief opzicht onvoldoende reden om – naast de aangenomen urenbeperking van 36 uur – een verdere urenbeperking aan te nemen.
Ook verder is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 14 september 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML. De functies die eiser nog wordt geacht uit te kunnen voeren mogen dan ook geen belastingen kennen die met de beperkingen uit de FML conflicteren.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053) en medewerker postverzorging (intern) (Sbc-code 315140).
6.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 1 oktober 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Eisers standpunt dat hij niet in staat is full time werk (in de geduide functies) te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, daarom gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 30 oktober 2020.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 16 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.