ECLI:NL:RBZWB:2022:2713

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8837
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 24 september 2020, waarin zijn bezwaren tegen een eerder besluit van 17 december 2019 ongegrond zijn verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat verzoeker vanaf 18 januari 2020 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Op 8 maart 2022 heeft het UWV echter de bezwaren van verzoeker gegrond verklaard en zijn uitkering met terugwerkende kracht voortgezet. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het UWV in de proceskosten van verzoeker moet worden veroordeeld, aangezien het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.059,00 voor de rechtsbijstand en € 2.039,08 voor de kosten van de expertise, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 4.098,08. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het UWV het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is.

De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 17 mei 2022 en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8837 ZW
uitspraak van 17 mei 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 september 2020 van het UWV, waarin de bezwaren van verzoeker tegen het besluit van 17 december 2019 van het UWV dat verzoeker vanaf 18 januari 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), ongegrond zijn verklaard.
Bij besluit van 8 maart 2022 heeft het UWV alsnog de bezwaren tegen het besluit van
17 december 2019 gegrond verklaard en de uitkering van verzoeker ingevolge de ZW met ingang van 18 januari 2020 voortgezet.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 13 april 2022 in reactie gesteld zich te conformeren aan het oordeel van de rechtbank uiteraard onder toepassing van de geldende bepalingen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 8 maart 2022 aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.059,00
(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 541,00 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).
Daarnaast heeft verzoeker verzocht om vergoeding van de kosten van de expertise door het [naam bedrijf] van 29 juli 2020 tot een bedrag van € 2.601,50 inclusief BTW. Dat betreft de kosten van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] en van arbeidsdeskundige
[naam arbeidsdeskundige] .
Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb, gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, en derhalve met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken en artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, wordt uitgegaan van een uurtarief van maximaal € 134,04.
Op de overgelegde factuur worden naast de werkzaamheden van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige ook administratieve kosten gedeclareerd. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 24 december 20082, ECLI:NL:CRVB:2008:BG8372. De gemaakte kosten voor werkzaamheden van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige komen op grond van de eerdergenoemde bepalingen voor vergoeding in aanmerking. In de factuur zijn 13 uren à
€ 129,63 verantwoord. De rechtbank stelt de vergoeding dan ook vast op 13 x € 129,63 =
€ 1.685,19. Inclusief BTW is dit € 2.039,08.
De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 4.098,08 (€ 2.059,00 + € 2.039,08).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 4.098,08.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 17 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.