Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 17 mei 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
.
Conclusie en gevolgen
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2022, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV over zijn arbeidsongeschiktheid beoordeeld. Eiser had een WGA-uitkering en was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 73,64%, die door het UWV was vastgesteld per 24 oktober 2020. Het UWV had eerder aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde uitkering zou wijzigen naar een WGA-vervolguitkering. Eiser stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). De rechtbank heeft de medische rapportages van het UWV en de door eiser ingebrachte rapportages van zijn eigen verzekeringsarts beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid juist is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een IVA-uitkering en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.