ECLI:NL:RBZWB:2022:2718

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2336
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2022, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV over zijn arbeidsongeschiktheid beoordeeld. Eiser had een WGA-uitkering en was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 73,64%, die door het UWV was vastgesteld per 24 oktober 2020. Het UWV had eerder aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde uitkering zou wijzigen naar een WGA-vervolguitkering. Eiser stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). De rechtbank heeft de medische rapportages van het UWV en de door eiser ingebrachte rapportages van zijn eigen verzekeringsarts beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid juist is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een IVA-uitkering en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2336 WIA

uitspraak van 17 mei 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. D.P.M.A.H. Coppens-Roks,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid in verband met zijn recht op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 21 juli 2020 (primair besluit) aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) vanaf 24 oktober 2020 wijzigt naar een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 75,38% (arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80%).
Met het bestreden besluit van 22 april 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 73,64%, wat leidt tot dezelfde arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80%.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
Eiser heeft een aanvullend beroepschrift ingediend. Het UWV heeft hierop gereageerd.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van het UWV, mr. M. Reitsma.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 oktober 2020 heeft vastgesteld op 73,64%, en een vervolguitkering heeft toegekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80%.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 oktober 2020 heeft vastgesteld op 73,64%
.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiser is werkzaam geweest als reizigersinformant bij de [naam bedrijf 1] en als oproepkracht chauffeur bij [naam bedrijf 2] (vervoer van schoolkinderen naar speciaal onderwijs). Het werk bij [naam bedrijf 1] is beëindigd in 2013, waarna aan eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) is toegekend. In september 2015 is hij vanuit de WW en tevens voor zijn werk als chauffeur uitgevallen vanwege stemklachten en psychische klachten.
Bij besluit van 20 augustus 2018 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 24 september 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 75,36%. Dit betreft een zogenaamde loongerelateerde WGA-uitkering.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering vanaf 24 oktober 2020 wijzigt naar een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 75,36% (arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80%).
Bij het bestreden besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid enigszins gewijzigd vastgesteld (73,64%) en is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd
op een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gesproken op een hoorzitting en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er geen aanleiding is af te wijken van de primaire verzekeringsarts. Uit de rapportage van de verzekeringsarts blijkt een zorgvuldig uitgevoerd en voldoende uitgebreid, op de klachten gericht onderzoek. De conclusie is gebaseerd op de aanwezige gegevens, het dagverhaal van eiser en eigen medisch onderzoek. De rapportage van Kernsupport is van een re-integratiecoach over een traject ‘werkfit maken’. Dit is geen medische rapportage en draagt daarom niet bij aan de verzekeringsgeneeskundige oordeelsvorming. De subjectieve beleving van eisers klachten is niet beslissend voor de beperkingen die in objectieve zin zijn vast te stellen. Het bezwaarschrift leidt volgens de verzekeringsarts b&b niet tot andere inzichten. De door de verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 november 2020 waarin de beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd, blijft gehandhaafd.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en recht heeft op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Daartoe verwijst hij naar het eindrapport van Kernsupport. Eiser heeft gedurende 1,5 jaar een traject gevolgd. Kernsupport heeft geconcludeerd dat eiser niet in staat is te werken, beperkt is in persoonlijk en sociaal functioneren en meer begeleiding nodig heeft voor zijn klachten. Vervolgens is geadviseerd aan eiser een IVA-uitkering toe te kennen. Het UWV heeft onzorgvuldig en summier onderzoek verricht en onvoldoende gemotiveerd waarom dit rapport niet is gevolgd. Daarnaast stelt eiser dat hij jaren geleden is onderzocht en behandeld voor zijn klachten, maar dat dit niets heeft opgeleverd. Zijn huisarts heeft hem recent doorverwezen naar de GGZ, waar in juli 2021 een intake plaatsvindt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een second opinion laten uitvoeren bij Lechner Consult. Eiser heeft de rapportage van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 14 maart 2022, inclusief een FML van 18 januari 2022, overgelegd. [naam verzekeringsarts] komt tot de conclusie dat eiser meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Indien het voorgaande niet leidt tot een gegrondverklaring van het beroep, dan verzoekt eiser een deskundige te benoemen teneinde een onafhankelijk oordeel te krijgen.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van het beroepschrift en de rapportage van [naam verzekeringsarts] nader gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b ziet in hetgeen [naam verzekeringsarts] heeft gerapporteerd geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen. Er is geen sprake van een beperking ten aanzien van het omgaan met patiënten en hulpbehoevenden, omdat eiser jarenlang zijn hoogbejaarde moeder heeft verzorgd en zijn psychische toestand
sindsdien ongewijzigd is gebleven. Ook de benoemde beperking ten aanzien van het hand-vingergebruik wordt niet gevolgd, omdat de door [naam verzekeringsarts] beschreven zwelling naast de nagel van de middelvinger op de datum in geding niet aanwezig was en de beperking voor repeterende bewegingen niet overtuigend is gemotiveerd. De door [naam verzekeringsarts] aangenomen (meer) beperkingen voor hoog handelingstempo en conflicthantering zijn niet gemotiveerd.
4.4
De rechtbank overweegt dat aan het primaire besluit weliswaar geen medische en arbeidsdeskundige rapportage ten grondslag is gelegd, maar dat dit door het UWV tijdens de bezwaarprocedure ruimschoots is hersteld. Hangende bezwaar heeft namelijk eerst een primaire beoordeling plaatsgevonden en, na reactie van eiser daarop, een bezwaarbeoordeling. In beroep ligt nu voor of de in de beslissing op bezwaar vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van eiser juist is.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder klachten aan de stem, de middel- en ringvinger, en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die het UWV heeft aangenomen. Om aanspraak te kunnen maken op een IVA-uitkering moet sprake zijn van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Volgens het beoordelingskader voor verzekeringsartsen is sprake van duurzaamheid als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of niet of nauwelijks is te verwachten. Gezien de doorverwijzing van eiser naar de GGZ kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesteld worden dat eisers beperkingen op de datum in geding duurzaam zijn. Het UWV heeft daarom op goede gronden vastgesteld dat eiser geen recht heeft op een IVA-uitkering. Dat in het eindrapport van Kernsupport is geadviseerd om een IVA-uitkering toe te kennen, maakt dit niet anders. De re-integratiecoach van Kernsupport is immers geen arts en kan daarom de (medisch objectiveerbare) beperkingen en belastbaarheid van eiser voor arbeid niet vaststellen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening heeft gehouden met eisers beperkingen. Volgens vaste rechtspraak is de subjectieve beleving en ervaring van eisers klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij hem zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn van belang bij het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de Wet WIA. In de rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV is vermeld dat eiser een beklemming van twee vingers aan de linkerhand heeft gehad en dat hij daar restverschijnselen van heeft. Vervolgens is echter uitvoerig gemotiveerd waarom er geen medische reden is om eiser voor zijn linkerhand beperkt te achten. Het standpunt van de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] dat wel beperkingen moeten worden aangenomen volgt niet uit de medische stukken in het dossier en kan daarom niet worden gevolgd. Ook voor de andere aanvullende beperkingen die [naam verzekeringsarts] benoemt zijn geen aanknopingspunten te vinden in de aanwezige (medische) stukken. Ook de stelling van eiser, dat meer beperkingen moeten worden aangenomen vanwege zijn psychische klachten, is niet onderbouwd. De enkele verwijzing naar de GGZ is onvoldoende om (aanvullende) beperkingen aan te nemen, noch daargelaten dat deze verwijzing ruim na de datum in geding (24 oktober 2020) heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is dat in de FML van 23 november 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
De rechtbank kan een deskundige benoemen wanneer zij in de beschikbare stukken of in de aangevoerde argumenten aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de aannames en conclusies van het UWV. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde informatie, gezien het voorgaande, geen aanleiding voor het instellen van een nader onderzoek door een onafhankelijke deskundige.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; Sbc-code 111180), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel; Sbc-code 11160) en medewerker beddenreiniging (Sbc-code 111112).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat hij net als Kernsupport van mening is dat hij niet in staat is werkzaamheden te verrichten, omdat hij meer beperkingen heeft dan is aangenomen door het UWV. Via Kernsupport is geprobeerd vrijwilligerswerk te doen, maar dat was niet mogelijk.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 7 december 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 april 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,64%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 oktober 2020 heeft vastgesteld op 73,64%
.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het UWV terecht
de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 oktober 2020 heeft vastgesteld op 73,64%
.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen vergoeding voor zijn proceskosten. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 17 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
In artikel 60, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat, indien de duur van de loon-gerelateerde uitkering van de WGA-uitkering is verstreken of als gevolg van artikel 54, vierde lid, geen aanspraak heeft bestaan op deze uitkering, de WGA-uitkering bestaat uit:
a. een loonaanvullingsuitkering voor de verzekerde die per kalendermaand een inkomen verdient dat ten minste gelijk is aan de inkomenseis, bedoeld in het tweede lid of voor wie op grond van het derde lid geen inkomenseis geldt; of
b. een vervolguitkering.