ECLI:NL:RBZWB:2022:2725

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
C/02/395876 JERK 22-498
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Phillips
  • A. Combee
  • J. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam], geboren op 2 augustus 2010. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om een veilige opvoedingsomgeving te bieden en niet aansluit bij de opvoedingsbehoeften van [voornaam]. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin, waar zij zich goed ontwikkelt en waar haar toekomstperspectief ligt. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 25 oktober 2022, in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam]. De moeder heeft verzocht om de machtiging af te wijzen en de uithuisplaatsing te beëindigen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet in het belang van [voornaam] zou zijn. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder om de contactregeling uit te breiden afgewezen, omdat de huidige regeling in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft benadrukt dat de moeder moet werken aan haar samenwerking met de Jeugdbescherming en de GI om een veilig contact met [voornaam] te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/395876 / JE RK 22-498
Datum uitspraak: 12 mei 2022

Nadere beschikking over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

JEUGDBESCHERMING GELDERLAND

hierna te noemende de Gecertificeerde Instelling (GI)
gevestigd te Apeldoorn,
betreffende

[naam 1], geboren op 2 augustus 2010 te [woonplaats 1],

hierna te noemen: [voornaam].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 2],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat: mr. R.T.P. Tielemans, te Eindhoven,

[naam 3],

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 22 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 22 maart 2022;
- de brief van de GI van 13 april 2022 met bijlagen;
- het op 20 april 2022 ontvangen verweerschrift namens de moeder tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de beslissing van de rechtbank van 22 april 2022.
Ingevolge artikel 1.10 van het Procesreglement Civiel jeugdrecht worden processtukken uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend. Het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek namens de moeder is niet tijdig ingediend. Gezien de inhoud hiervan en de omstandigheid dat alle betrokkenen hiervan kennis hebben genomen, zal de rechtbank dit stuk in behandeling meenemen.
Op 22 april 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Tielemans,
- de pleegvader,
- twee vertegenwoordigsters van de GI,
- een vertegenwoordigster van de Raad.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is [voornaam] afzonderlijk gehoord door de voorzitter van de meervoudige kamer.
Vanwege de onderlinge samenhang van deze procedure en het verzoek van de GI tot toekenning gedeeltelijke gezagsbelasting (zaaknummer C/02/396683 / JE RK 22-647) zijn deze verzoeken gezamenlijk behandeld. Op het verzoek tot toekenning gedeeltelijke gezagsbelasting is bij separate beschikking beslist.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 25 oktober 2019 is [voornaam] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 25 oktober 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 oktober 2021 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 25 april 2022.
Bij beschikking van 22 april 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 25 mei 2022 en zijn de onderhavige verzoeken (voor het overige) aangehouden.

Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
  • primair het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen;
  • subsidiair de uithuisplaatsing te verlengen voor maximaal zes maanden;
Zelfstandig verzoek
  • te bepalen dat de moeder gerechtigd is tot 3 uur omgang/contact met [voornaam] in de veertien dagen, waarvan 1,5 uur begeleid en 1,5 uur onbegeleid, vanaf augustus 2022 om de zaterdag 5 uur onbegeleide omgang met [voornaam], althans een omgangsregeling/zorg- en contactregeling als de rechtbank in goede justitie juist acht;
  • kosten rechtens.

De standpunten

[voornaam] heeft aangegeven dat zij graag in het pleeggezin wil blijven en daar verder wil opgroeien. Zij heeft het leuk bij haar pleegouders en het voelt als thuis. [voornaam] ziet haar moeder nu één keer per maand met begeleiding en dat gaat best goed. [voornaam] vindt het goed dat er afspraken zijn. Zij wordt gespannen als haar moeder briefjes aan haar laat zien tijdens de omgang. [voornaam] wil graag de leerroute Kunst en Cultuur doen.
[voornaam] heeft haar vader al heel lang niet gezien. Zij heeft ook geen foto van hem en weet niet meer hoe hij eruit ziet. [voornaam] zou graag contact willen met haar vader, maar haar moeder wil dat niet. [voornaam] denkt dat het fijn zou zijn om met iemand te kunnen praten over alles wat er gebeurd is.
De GI heeft ter toelichting op het verzoek naar voren gebracht dat [voornaam] zich goed ontwikkelt binnen de veiligheid van het pleeggezin. Zij krijgt van haar pleegouders passende vrijheid om te werken aan leeftijdsadequate ontwikkelingstaken en hierdoor kan zij met ondersteuning werken aan een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling. Uit de vragenlijsten binnen het Perspectiefadvies traject, ingevuld door de pleegouders en de leerkracht, komt naar voren dat er waarschijnlijk sprake is van een onveilige gehechtheidsstijl. Hierdoor vraagt de opvoeding van [voornaam] een sensitieve responsieve houding van de opvoeders. Nadat [voornaam] bij aanvang van haar plaatsing in het pleeggezin aangepast gedrag liet zien, laat zij steeds meer gezond leeftijdsadequaat gedrag zien en richt zij zich steeds meer op haar eigen ontwikkelingstaken. [voornaam] heeft ook een toenemende behoefte aan verwerking van haar ervaringen en het vormgeven van deze ervaringen in relatie tot het contact met en het gedrag van haar moeder. Enerzijds wil [voornaam] haar moeder heel graag zien, anderzijds kampt zij ook met gevoelens van onveiligheid in dit contact. Uit het verslag van [naam jeugd- en opvoedhulp 2] jeugd- en opvoedhulp volgt dat de moeder de spanningen van [voornaam] niet herkent en niet erkent. Het lukt haar niet om tijdens het contact sensitief responsief aan te sluiten bij de behoeften en de spannings- en angstgevoelens van [voornaam]. Zij vraagt niet door op verhalen van [voornaam] en zij lijkt slechts telkens eigen ‘boodschappen’ te willen herhalen. Ook heeft de moeder [voornaam] meerdere malen belast met volwassenzaken en heeft zij [voornaam] belast door haar instructies te geven wat zij wel en niet mag communiceren met de betrokken hulpverlening. Ook heeft de moeder boodschappen op briefjes geschreven die zij tijdens de omgangsmomenten aan [voornaam] gaf. De spanning die deze handelingen van de moeder met zich brengen voor [voornaam] zorgen voor een stagnatie in de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam]. De omgang is hierop aangepast, in die zin dat deze in frequentie/duur is teruggeschroefd, en er zijn veiligheidsafspraken gemaakt. De focus van de moeder ligt tijdens de omgang op het veelvuldig benadrukken van het belang van hygiëne, het gebruiken van bepaalde verzorgingsproducten en veiligheid bij het ondernemen van activiteiten. [voornaam] voelt zich geremd om voor haar belangrijke onderwerpen met haar moeder te bespreken, omdat zij bang is voor een boze reactie van haar moeder. Verder heeft zij een groeiende behoefte om contact en omgang aan te gaan met de familie van haar vader, maar de moeder ontkent deze familie en weigert de toestemming voor dit contact. De zorgen over de gevolgen van de identiteitsontwikkeling van [voornaam] zijn groot. Alle zorgen worden door de moeder tijdens evaluaties en gesprekken ontkend. Hierdoor vinden er geen inhoudelijke gesprekken plaats over de zorgen die er zijn over de ontwikkeling van [voornaam] en kan bij de moeder niet ingezet worden op individuele hulpverlening.
Het persoonlijkheidsonderzoek van de moeder heeft nog niet plaatsgevonden.
Vanuit de video-observaties is gebleken dat het de moeder niet lukt om adviezen toe te passen in het contact met [voornaam]. De moeder herkent en erkent niet wat door de video-observant wordt aangegeven over de interactie met [voornaam]. Verder heeft [voornaam] de wens uitgesproken om op te groeien in het pleeggezin en begeleide omgang te hebben met haar moeder. Gezien haar cognitieve ontwikkeling is [voornaam], ondanks haar jonge leeftijd, goed in staat om volledig te begrijpen wat een perspectiefbepaling inhoudt. [naam jeugd- en opvoedhulp 2] heeft op verzoek van de GI een Perspectiefadviesonderzoek uitgevoerd en geadviseerd dat het perspectief van [voornaam] is gelegen in het pleeggezin. De GI volgt dit advies. Gelet op de bedreigde ontwikkelingstaken bij [voornaam], de persoonlijke problematiek bij de moeder en het onvoldoende sensitief responsief aansluiten bij de behoeften van [voornaam], is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk voor het waarborgen van een gezonde leeftijdsadequate ontwikkeling van [voornaam].
Tijdens de mondelinge behandeling is hier namens de GI nog aan toegevoegd dat [voornaam] heel graag het contact met haar moeder wil behouden en zich door haar gezien en gehoord wil voelen. Ook heeft [voornaam] behoefte aan contact met haar vader en diens familie. Door de GI kon dit verder niet worden opgepakt omdat de moeder hiervoor geen toestemming geeft. Ten aanzien van het verzoek van de moeder om het contact met [voornaam] uit te breiden, heeft de GI aangegeven dat het contact juist is teruggebracht vanwege de gevoelens van onveiligheid bij [voornaam]. De regeling was erg belastend voor [voornaam]. Zij had heel veel spanning vóór het contact en vervolgens tijdens en na het contact door de wijze waarop dit verliep. Een uitbreiding van het contact op de wijze die de moeder thans verzoekt, acht de GI niet in het belang van [voornaam]. Ook is een onbegeleid contact naar de mening van de GI niet aan de orde, omdat dit niet veilig is voor [voornaam]. Daar komt bij dat [voornaam] heeft gedeeld dat als zij niet aan de verwachtingen van haar moeder voldeed haar moeder haar ook fysiek corrigeerde.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Zij is primair van mening dat [voornaam] per direct bij haar kan komen wonen en dat het verzoek van de GI moet worden afgewezen. De moeder betwist dat zij [voornaam] ooit heeft geslagen. Zij heeft reeds lang te maken met valse beschuldigingen. Verder wordt in de verslagen van de omgangsmomenten een andere visie gedeeld dan de GI naar voren brengt. Curess heeft nooit geconstateerd dat [voornaam] angstig is. De moeder heeft als grootste wens dat [voornaam] zo snel mogelijk thuis komt wonen. Zij wacht hier al heel lang op en zij heeft zich erg ingezet voor het krijgen van een nieuwe woning. Deze woning is geschikt voor [voornaam] en haar moeder. Een uithuisplaatsing is een ultimum remedium en een dergelijke vergaande maatregel is niet noodzakelijk.
Verder heeft de moeder aangegeven dat er een persoonlijkheidsonderzoek is aangevraagd. Vanwege wachttijden heeft dit nog niet kunnen plaatsvinden. De moeder heeft – desgevraagd – aangegeven dat zij dit onderzoek heeft aangevraagd, omdat dit van haar wordt verwacht. Zij ziet zelf de noodzaak niet voor dit onderzoek. Haar is aangegeven dat dit de kortste route is om [voornaam] terug te krijgen.
Indien de rechtbank het primaire standpunt van de moeder niet volgt dan verzoekt de moeder, subsidiair, de machtiging in duur te beperken en de perspectiefbepaling aan te houden totdat de resultaten van het persoonlijkheidsonderzoek bekend zijn Deze resultaten zullen duidelijkheid bieden over het toekomstperspectief. Verder is aangevoerd dat de moeder wel in overleg wil gaan met de GI. Zij heeft echter het gevoel dat zij steeds verder buitenspel wordt gezet. Ook wordt zij niet goed geïnformeerd door de GI. Zij hoort enkel wat zij niet goed doet. Zij vindt het contact met de GI erg vijandig. De moeder acht zichzelf in staat om [voornaam] te bieden wat zij nodig heeft. Volgens de moeder heeft [voornaam] middels haar gedrag laten merken dat zij weer thuis wil komen wonen. De moeder wil met [voornaam] een nieuwe start maken in Tilburg. Nu moet de moeder 2,5 uur reizen om [voornaam] te zien. Zij heeft een baan en wil niet langer leven van een uitkering. De moeder hoopt dat er een einde komt aan de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.
Ten aanzien van het contact is door en namens de moeder naar voren gebracht dat zij graag een uitbreiding ziet van de contactregeling. De huidige contactregeling is naar de mening van de moeder te beperkt. Ook zijn deze contacten begeleid waardoor er geen ontspannen contact kan plaatsvinden. Hoewel de GI aangeeft dat de contactregeling eerder is teruggebracht in frequentie vanwege de spanningen die [voornaam] ervaart in het contact met haar moeder, is door de GI geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van deze spanningen. Dit had wel van de GI verwacht mogen worden. De moeder heeft verder aangegeven dat het begeleide contact [voornaam] tegenhoudt om openheid van zaken te geven. De moeder wil weten wat er is gebeurd met [voornaam] na de uithuisplaatsing. Verder mag de moeder een aantal zaken niet bespreken met [voornaam] tijdens de omgang. Omdat de moeder maar beperkte informatie krijgt over [voornaam], is er van haar zijde ook niet veel ruimte voor begrip. Er is sprake van onmacht bij de moeder.
Op de vraag van de rechtbank wat de reden is dat de moeder geen toestemming heeft gegeven om [voornaam] contact te laten hebben met haar vader en diens familie, heeft de moeder aangegeven dat zij haar toestemming hiervoor wel verleent. Ook heeft de moeder toestemming gegeven om een identiteitsbewijs voor [voornaam] aan te vragen. Dit zou zij vorig jaar hebben gedaan.
De pleegvader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat [voornaam] bij aanvang van haar plaatsing een angstig en gesloten meisje was. In de loop der tijd is zij steeds meer opgebloeid tot een zelfstandige meid. Zij mist haar moeder nog steeds, maar zij wil graag gehoord worden door haar moeder. Zij is gespannen voor de contacten, omdat zij niet steeds getuige wil zijn van confrontaties. Het contact is voor haar onvoorspelbaar en dat brengt spanningen met zich mee. Tijdens de contacten met haar moeder gaat het vooral over schoolprestaties, maar zaken op sociaal emotioneel gebied komen vrijwel niet aan bod. Dat mist [voornaam]. De suggestie dat [voornaam] in haar keuze qua school of op andere gebieden wordt beïnvloed of dat haar zaken worden ingefluisterd wordt door de pleegvader betwist. Wel merkt de pleegvader dat [voornaam] meer last krijgt van de situatie omdat de moeder voor veel zaken haar toestemming niet geeft. [voornaam] kan verder opgroeien in het pleeggezin. De pleegvader hoopt dat het contact met de moeder op den duur normaliseert. Het belang van [voornaam] moet voorop blijven staan.
De vertegenwoordigster van de Raad heeft naar voren gebracht dat de Raad de visie van de GI onderschrijft dat het toekomstperspectief van [voornaam] in het pleeggezin ligt. De aanvaardbare termijn voor [voornaam] is verstreken. [voornaam] zelf geeft aan dat zij in het pleeggezin wil blijven wonen. Het is voor haar ontwikkeling noodzakelijk dat er duidelijkheid komt over haar toekomstperspectief. Wanneer deze duidelijkheid haar niet wordt gegeven, zal dit haar ontwikkeling doen stagneren. [voornaam] is in het pleeggezin tot bloei gekomen en zij ontwikkelt zich op diverse gebieden. Zeker gezien het belaste verleden van [voornaam] is dit goed voor haar ontwikkeling. Er is nog veel groei mogelijk bij [voornaam] en de mogelijkheden worden hiervoor geboden in het pleeggezin. Hoewel het begrijpelijk is dat de frequentie van eenmaal per maand contact tussen [voornaam] en haar moeder weinig is om een band te behouden, heeft de moeder hierin ook een aandeel en rol volgens de Raad. De moeder heeft zich meermalen niet aan de afspraken gehouden en zij is tot op heden niet de samenwerking aangegaan met de GI. Het is aan de moeder om hieraan te werken. [voornaam] wil een fijn en warm contact met haar moeder, maar zij heeft tegelijkertijd ook bescherming nodig. De moeder zal hiervoor over haar eigen bezwaren moeten stappen en in het belang van [voornaam] gaan handelen. Wellicht dat er in die situatie ruimte kan ontstaan voor een onbegeleid contact. De moeder zal oog moeten hebben voor de interesses van [voornaam] en daarbij aansluiten. Dat is wat [voornaam] nodig heeft. Verder is het goed voor de identiteitsontwikkeling van [voornaam] dat de moeder nu toestemming heeft gegeven om [voornaam] het contact aan te laten gaan met haar vader en met zijn familie. Tot slot acht de Raad het voor [voornaam] van belang dat er hulpverlening op maat wordt ingezet.

De beoordeling

Machtiging tot uithuisplaatsing
De rechtbank overweegt dat indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen (artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan op verzoek van de GI de kinderrechter de duur telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
De kinderrechter heeft in de beschikking van 12 oktober 2021 overwogen dat het toekomstperspectief van [voornaam] nog niet kon worden bepaald, omdat de resultaten van de verschillende onderzoeken nog niet bekend waren. Ook had er nog geen persoonlijkheidsonderzoek van de moeder plaatsgevonden.
In het eindverslag van de module perspectiefadvies van [naam jeugd- en opvoedhulp 1] van 17 maart 2022 wordt geadviseerd om [voornaam] niet terug te plaatsen bij haar moeder, maar haar verder bij haar huidige perspectiefbiedende pleegouders te laten opgroeien. In het onderzoek is naar voren gekomen dat er bij [voornaam] sprake is van internaliserende problematiek en een onveilige gehechtheidsstijl. Dit maakt dat zij van haar opvoeders juist een sensitieve houding vraagt. De moeder is onvoldoende sensitief naar [voornaam]. Zij kan onvoldoende de signalen van [voornaam] waarnemen en als zij deze wel waarneemt, interpreteert zij deze gedragingen op een andere manier. In de interactie tussen de moeder en [voornaam] is te zien dat [voornaam] zich aanpast aan haar moeder. [voornaam] is bang voor de onvoorspelbare reacties van haar moeder en zij kan haar moeder hierdoor zeer moeilijk lezen. Verder is het van belang dat [voornaam] ruimte krijgt voor zelfontplooiing en steeds meer zelfstandigheid. De zeer beschermende opvoedingsstijl van moeder, die gericht is op (fysieke) veiligheid, belemmert [voornaam] bij het kunnen werken aan deze en andere ontwikkelingstaken. Eén van [voornaam]’s andere ontwikkelingstaken is het ontwikkelen van een eigen identiteit. De moeder heeft tot het opmaken van dit verslag echter geen toestemming gegeven om in contact te komen met de vader en zijn familie terwijl [voornaam] grote behoefte heeft aan dit contact. Bij een terugplaatsing bij de moeder zou volgens [naam jeugd- en opvoedhulp 2] naar verwachting voor het tot stand komen van dit contact in het geheel geen ruimte zijn hetgeen schadelijk is voor de ontwikkeling van [voornaam]. Voorts is de houding van de moeder richting de GI en de hulpverlening belemmerend. De moeder erkent de zorgen die er in het verleden waren, en die er in het heden zijn, niet. Zolang de moeder deze houding vasthoudt, zal elke vorm van hulpverlening die aangeboden wordt niet het gewenste effect hebben. Tijdens de module perspectiefadvies is er video-observatie geweest, waarbij de moeder de beelden heeft nabesproken met de observator en tips heeft gekregen hoe zij dingen anders kan aanpakken. Zij zag echter zelf de zorgen niet of zij interpreteerde het gedrag van [voornaam] anders. De tips die zij kreeg, zijn niet tot uitvoering gebracht. De leerbaarheid van de moeder lijkt hiermee gering. Daarnaast ontbreekt het de moeder aan zelfreflectie. De kans op vermindering van de zorgen en daarmee een eventuele thuisplaatsing is hierdoor klein. Ook vindt [naam jeugd- en opvoedhulp 2] een van de belangrijkste argumenten om [voornaam] niet terug te laten plaatsen, de wens van [voornaam] om op te groeien in het huidige pleeggezin. Wel vindt [voornaam] het contact met haar moeder heel belangrijk, maar zij wil graag dat dit contact goed verloopt. Door [naam jeugd- en opvoedhulp 2] wordt geadviseerd om de bezoekregeling nog steeds begeleid te laten plaatsvinden om het gevoel van veiligheid bij [voornaam] te versterken. Het zou [voornaam] helpen om egoversterkende therapie te krijgen om haar eigen identiteit te ontwikkelen en het kunnen aangeven van haar grenzen. Daarnaast is het goed als met de therapeute bij wie zij nu is aangemeld, gekeken kan worden hoe zij een veilige hechtingsrelatie met de pleegouders kan aangaan, zodat haar basisvertrouwen in zichzelf en het vertrouwen in volwassenen kan groeien, alsook dat zij op een adequate manier langdurige positieve contacten met leeftijdsgenoten kan aangaan.
De GI heeft het advies van [naam jeugd- en opvoedhulp 2] overgenomen en de GI verzoekt naast het verzoek tot verlenging van machtiging tot de uithuisplaatsing de rechtbank ook een oordeel te geven over het toekomstperspectief van [voornaam]. De Raad deelt de visie van de GI dat de toekomst van [voornaam] in het pleeggezin ligt.
De rechtbank ziet dat de moeder betrokken is bij [voornaam] en dat haar wens dat [voornaam] weer bij haar komt wonen erg groot is. De moeder voelt zich steeds verder buitenspel gezet.
Het is één van de meest ingrijpende maatregelen wanneer een kind uit huis wordt geplaatst. Het is noodzakelijk dat er voldoende zicht is op een situatie voordat beoordeeld kan worden of het perspectief van een kind elders is gelegen dan bij een ouder. De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen over het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en ook om een oordeel te geven over het toekomstperspectief van [voornaam].
De rechtbank is in het geval van [voornaam] van oordeel dat een uithuisplaatsing in het belang haar verzorging en opvoeding noodzakelijk is.
De zorgen zoals deze omschreven worden door de GI en ook door [naam jeugd- en opvoedhulp 2] zijn nog steeds aan de orde. Ook tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de moeder een geheel andere visie heeft en de zorgen niet herkent en erkent. De argumenten van de moeder om [voornaam] thuis te plaatsen komen vooral voort uit de eigen behoeften van de moeder. Zij ziet niet dat zij door haar handelen tijdens de begeleide contacten [voornaam] in grote mate belast en dat [voornaam] dit als onveilig ervaart. De moeder voelt de bemoeienis van de GI en de hulpverlening als vijandig en zij is niet in staat om de samenwerking met hen aan te gaan. Hiermee gaat zij ook voorbij aan de belangen van [voornaam]. Door niet de samenwerking aan te gaan met de GI, wordt door de moeder ook regelmatig geen toestemming gegeven voor verschillende zaken die nodig zijn voor [voornaam]. Het ontbreken van de toestemming van de moeder gaat steeds meer belemmerend werken voor [voornaam]. Het is voor [voornaam] van groot belang dat zij de positieve ontwikkeling die zij laat zien in het pleeggezin kan vasthouden en zich verder kan ontplooien. [voornaam] is opgebloeid in het pleeggezin, waar wordt voorzien in haar opvoedingsbehoeften en in de sensitiviteit die zij nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen. Daarnaast wordt haar de ruimte geboden om haar trauma’s uit het verleden te verwerken. [voornaam] kan bij de pleegouders verder opgroeien en zij heeft ook de uitdrukkelijke wens om hier te blijven wonen. Een thuisplaatsing van [voornaam] zal niet ten goede komen aan haar ontwikkeling en zal zelfs schadelijk zijn voor haar ontwikkeling. De pleegouders bieden [voornaam] de ruimte om zich te ontwikkelen en te ontplooien alsmede om een eigen identiteit te ontwikkelen binnen de warmte van hun gezin. De moeder is naar het oordeel van de rechtbank hiertoe niet tot onvoldoende in staat nu zij geen inzicht heeft in de ontwikkelingsbehoeften van [voornaam] en bovendien ook de tips en adviezen van de hulpverlening niet opvolgt of kan opvolgen.
Het afwachten van de resultaten van een persoonlijkheidsonderzoek van de moeder zal niet leiden tot een ander oordeel. Zeker niet nu de moeder zelf dat onderzoek in het geheel niet nodig vindt. Daar komt bij dat [voornaam] grote behoefte heeft aan duidelijkheid over haar toekomstperspectief. Een verder uitstel van de beslissing over het perspectief van [voornaam] is niet in haar belang.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het toekomstperspectief van [voornaam] is gelegen in het pleeggezin waar [voornaam] al geruime tijd verblijft en waar zij ook in de toekomst kan blijven. Het is in haar zwaarwegende belang dat zij daar verder kan opgroeien.
De rechtbank onderschrijft verder ook het belang dat [voornaam] ondersteuning krijgt in de vorm van individuele hulpverlening om haar eigen identiteit te ontwikkelen en zal leren om haar grenzen aan te geven alsook om alles wat is gebeurd en staat te gebeuren te kunnen verwerken. [voornaam] heeft tijdens het kindgesprek aangegeven hier behoefte aan te hebben.
De rechtbank overweegt voorts dat het positief is dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling haar toestemming heeft verleend dat [voornaam] contact mag hebben met haar vader en diens familie. [voornaam] heeft een grote behoefte aan dit contact. Dit heeft zij ook aangegeven in het kindgesprek. Dit zal ten goede komen aan haar identiteitsontwikkeling en zij kan dan een eigen beeld gaan vormen van haar vader en diens familie. De GI heeft toegezegd hiermee aan de slag te gaan.
Ook heeft de moeder aangegeven dat zij haar toestemming heeft verleend aan de GI om een identiteitskaart voor [voornaam] aan te vragen. Zij zou deze toestemming vorig jaar hebben verleend. De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dit verder met de moeder op te pakken.
Contactregeling
De rechtbank overweegt voorts ten aanzien van het zelfstandige verzoek van de moeder om de contactregeling uit te breiden en dit contact (deels) onbegeleid te laten plaatsvinden dat een wijziging van de huidige contactregeling op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [voornaam]. Zoals hiervoor overwogen, lukt het de moeder niet om aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [voornaam]. De moeder heeft vooral oog voor haar eigen belangen en zij heeft geen tot onvoldoende oog voor [voornaam]. De moeder belast [voornaam] tijdens de contacten, zo blijkt voldoende uit de overgelegde stukken, terwijl de moeder ook tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven niet in te zien op welke manier zij [voornaam] belast. Dit gebrek aan inzicht maakt het contact op dit moment onveilig en onvoorspelbaar voor [voornaam]. Het is van belang dat de moeder de samenwerking zal aangaan met de GI zodat een fijn en veilig contact van de moeder met [voornaam] centraal kan staan. Als dit wordt bereikt, kan een uitbreiding van het contact aan de orde zijn. Een onbegeleide contactregeling is op dit moment echter niet in het belang van [voornaam]. Ook een meer frequente contactregeling is niet aan de orde, met name omdat de contactregeling niet lang geleden in frequentie is teruggebracht omdat dit teveel onveiligheid voor [voornaam] met zich bracht en daardoor zorgde voor veel onrust. Het zelfstandige verzoek van de moeder zal dan ook worden afgewezen.
Uitleg voor [voornaam]
De rechtbank vindt het belangrijk dat [voornaam] zelf te horen krijgt wat er in deze procedure wordt beslist, maar ook dat de overige betrokkenen weten wat de rechtbank hierover aan [voornaam] terugkoppelt. Hierna zal de rechtbank zich daarom tot [voornaam] richten. Deze tekst zal worden overgenomen in een brief, die naar haar wordt gestuurd aangezien [voornaam] geen afschrift van de beschikking zal ontvangen.
“De Jeugdbescherming heeft aan de rechtbank gevraagd om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling, namelijk tot 25 oktober 2022. Ook heeft de Jeugdbescherming gevraagd om een beslissing te nemen over of jij verder zal opgroeien in het pleeggezin. Jij hebt aan mij aangegeven dat je in het pleeggezin wil blijven wonen en ook daar in de buurt naar de middelbare school wil gaan waar je de leerroute Kunst en Cultuur kan volgen. Ook heb je aangegeven dat je graag contact wil krijgen met je vader en zijn familie. Het contact met je moeder wil je graag hetzelfde houden zoals dat het nu is, maar je vindt het wel spannend omdat je niet goed weet wat je kan verwachten.
Ik heb de zaak behandeld met twee andere rechters, omdat het een beslissing is die veel gevolgen heeft voor jou. Daarom heb ik de beslissing niet alleen genomen.
Jouw moeder heeft aangegeven dat zij wil dat je weer bij haar komt wonen. Ook heeft zij gevraagd om een uitbreiding van het contact met jou. Jeugdbescherming heeft aangegeven dat zij het voor jou het beste vindt als jij in het pleeggezin blijft wonen en dat het contact met jouw moeder voorlopig hetzelfde blijft. De Raad voor de Kinderbescherming is het eens met de Jeugdbescherming. Jouw pleegvader heeft gezegd dat jij in het pleeggezin mag blijven wonen en dat hij heeft gezien dat je bent opgebloeid sinds je bij hen woont. Het gaat goed met jou en hij wil graag dat het goed met jou blijft gaan. Jeugdbescherming, de Raad en jouw pleegvader vinden het goed voor jou als jij de leerroute Kunst en Cultuur gaat volgen. Jouw moeder vindt het beter voor jou als jij de Havo XL gaat volgen.
Wij zijn het eens met de Jeugdbescherming, de Raad voor de Kinderbescherming en jouw pleegouders. Wij vinden het voor jou heel belangrijk dat jij in het pleeggezin verder kan opgroeien en je daar verder kan ontwikkelen. Wij zien jouw groei en wij vinden het belangrijk dat jij je veilig voelt. Deze veilige plek heb je gevonden bij jouw pleegouders. Jouw moeder kan jou deze situatie niet bieden. Daarom hebben wij besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd en wij hebben ook geoordeeld dat jij in het pleeggezin verder kan gaan opgroeien. Dit noemen we met een moeilijk woord “perspectiefbepaling”. Ook hebben wij een beslissing genomen over jouw school en bepaald dat de Jeugdbescherming jou mag inschrijven voor havo/vwo met de leerroute Kunst en Cultuur. Wij vinden het belangrijk dat jij een opleiding kan volgen die het meest bij jou past. Wij hebben ook gesproken over het contact tussen jou en jouw vader en zijn familie. Voor jouw ontwikkeling is het belangrijk dat je dit contact kan gaan opbouwen. Jouw moeder heeft bij de rechtbank aangegeven haar toestemming hiervoor te geven. Wij hopen dan ook dat dit contact er gaat komen, want ook wij denken dat dit goed voor je is.
Tot slot wil ik je vertellen dat ik het ontzettend knap vind dat je met mij hebt gepraat en mij hebt verteld hoe jij over alles denkt. Ik kan me voorstellen dat dit niet makkelijk was. Ik hoop dat deze beslissing helpt om meer rust te krijgen.”
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel van de machtiging tot uithuisplaatsing, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 25 mei 2022 tot 25 oktober 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022 door mr. Phillips, voorzitter en kinderrechter, en mr. Combee en mr. Felix, kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
SB
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.