ECLI:NL:RBZWB:2022:2727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9146
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

Op 19 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres beroep had ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. De eiseres, die eerder werkzaam was als medewerker koffieshop, had zich op 28 augustus 2017 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na afloop van haar Ziektewetuitkering had zij op 4 september 2019 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 15 september 2021 gesloten, maar heropende het later om een psychiater als deskundige te benoemen. Eiseres is echter niet verschenen voor de oproepen voor het psychiatrisch onderzoek, wat de rechtbank ertoe bracht om de zaak te beoordelen op basis van de beschikbare medische gegevens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling van het UWV, die was gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, correct was. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 5,42% juist was. Aangezien de WIA-uitkering pas recht geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter I.M. Josten, met griffier J.M. van Sambeek aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9146 WIA

uitspraak van 19 mei 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. F.M. Meis,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 oktober 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 15 september 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . Ter zitting is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting heropend en heeft [naam psychiater 1] , psychiater, als deskundige benoemd.
De deskundige heeft eiseres tot drie maal toe opgeroepen voor een onderzoek. Eiseres is niet verschenen.
Bij brief van 15 april 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker koffieshop. Voor dat werk is zij op 28 augustus 2017 uitgevallen vanwege psychische klachten. Na het beëindigen van haar Ziektewetuitkering, heeft zij op 4 september 2019 een WIA-uitkering aangevraagd.
In het besluit van 27 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 26 augustus 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% (namelijk 0,00%) arbeidsongeschikt werd bevonden.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij aanvullend bezwaarschrift heeft zij een verzekerings- en arbeidsdeskundige expertise van het Expertise Instituut overgelegd.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. In bezwaar is eiseres 5,42% arbeidsongeschikt bevonden. Omdat dit nog altijd minder dan 35% is, heeft zij per 26 augustus 2019 geen recht op een WIA-uitkering.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 26 augustus 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en,
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en daarbij psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft onrustige psychomotoriek en veel zweten geconstateerd. In het gedrag en het weinig coherente verhaal van eiseres, heeft de verzekeringsarts aanleiding gezien informatie op te vragen bij de behandelaars, verpleegkundig specialist [naam verpleegkundig specialist] en psychiater [naam psychiater 2] van [naam bedrijf] . Na verkrijging van de medische informatie, heeft de verzekeringsarts gerapporteerd dat eiseres is uitgevallen met psychische klachten als gevolg van een eenmalige psychose tijdens het gebruik van cannabis. Zij werd hiervoor kortdurend opgenomen en later ambulant behandeld. De behandeling bij FACT werd in oktober 2019 afgesloten en inmiddels gebruikt zij geen medicatie meer. Volgens de behandelaars van [naam bedrijf] was er nog wel sprake van dwanggedachten waarvoor schematherapie is toegepast. Op grond van de huidige medische bevindingen, de eigen waarneming en actueel bericht van de behandelaars die eiseres recent ook nog hebben gezien, concludeert de verzekeringsarts dat er met name preventief nog sprake is van beperkingen voor hogere psycho-mentale belasting in het algemeen, veelvoudige deadlines of productiepieken, sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden, omgaan met conflicten, ’s avonds en ‘s nachts werken en werken in ploegendiensten. Het is de verwachting dat deze beperkingen het komende jaar kunnen komen te vervallen.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en heeft de in bezwaar overgelegde informatie van het Expertise Instituut bestudeerd. De verzekeringsarts b&b ziet aanleiding aanvullende beperkingen aan te nemen op het gebied van het persoonlijk functioneren en voor astma en eczeem. De werktijden zijn beperkt tot 8 uur per dag, 40 uur per week. Met [naam verzekeringsarts] van het Expertise Instituut is de verzekeringsarts b&b van mening dat er meer speelt dan de eenmalige organische psychose. Bij de primaire beoordeling – waarbij werd beschikt over informatie van de behandelend sector – werd al vastgesteld dat er sprake is van een kwetsbare persoonlijkheid, om welke reden ook beperkingen zijn aangenomen op het gebied van het sociaal en persoonlijk functioneren. Dat de gezondheid van eiseres na het verzekeringsgeneeskundige onderzoek structureel zou zijn verslechterd, volgt de verzekeringsarts b&b niet. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat er sprake is geweest van een zeer tijdelijke c.q. kortdurende verslechtering. De behandelaar geeft in zijn schrijven aan in welke mate cannabis- en alcoholgebruik actueel zijn. Er is vervolgens weer gestart met Olanzapine. Eiseres geeft ook aan dat het huidige beeld niet verschilt met het beeld ten tijde van de onderzoeken van de primaire verzekeringsarts. Er kan dus niet gesproken worden van een structurele verslechtering van een tijdelijk dipje bij een kwetsbare vrouw die geen medicatie meer gebruikte. De gewijzigde beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 augustus 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat. Met name haar psychische klachten zijn onderschat en hadden tot meer beperkingen in de FML moeten leiden. Dit blijkt ook uit de door haar overgelegde rapportage van onafhankelijk verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] . [naam verzekeringsarts] heeft aanwijzingen gevonden voor een psychiatrische problematiek en niet alleen voor een eenmalige psychose. Volgens [naam verzekeringsarts] is een psychiatrische expertise aangewezen. Hij is van mening dat er sprake is geweest van een duidelijke terugval in de psychische gezondheid van eiseres binnen drie maanden na het einde van de wachttijd, zodat een op grond van toegenomen beperkingen een herbeoordeling had moeten plaatsvinden. Eiseres heeft de rechtbank verzocht een deskundige (psychiater) te benoemen.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft in het aanvullend beroepschrift met medische bijlage geen aanleiding gezien het eerder ingenomen standpunt te herzien.
Benoeming deskundige
4.4
Ter beoordeling van de vraag of de aard en ernst van de psychische klachten van eiseres goed zijn ingeschat, heeft de rechtbank aanleiding gezien een deskundige (psychiater) te benoemen om zich te laten adviseren over de medische toestand van eiseres.
4.5
Eiseres is echter niet verschenen voor de oproep voor een psychiatrisch onderzoek op 2 en 9 maart 2022. Bij brief van 30 maart 2022 heeft de rechtbank eiseres (en haar gemachtigde) onder verwijzing naar de artikelen 8:30 en 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht gewezen op de verplichting mee te werken aan het onderzoek door de psychiater. Eiseres is echter ook na een derde oproep niet bij de psychiater verschenen.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen deugdelijke grond heeft aangevoerd om niet mee te werken aan het onderzoek. Op grond van artikel 8:31 van de Awb kan de bestuursrechter in dat geval de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen. Dit betekent dat de twijfel, die de rechtbank aanleiding heeft gegeven een deskundige te benoemen, niet ten voordele van eiseres wordt uitgelegd. De rechtbank zal zich in zijn beoordeling uitsluitend baseren op de nu in het dossier aanwezige medische gegevens.
4.7
Eiseres heeft in de kern aangevoerd dat haar psychische klachten zijn onderschat en heeft dit onderbouwd met een (reeds in bezwaar overgelegd) rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] . De verzekeringsarts b&b heeft het rapport van [naam verzekeringsarts] meegenomen en meegewogen in zijn rapportage. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd. Gelet op hetgeen hiervoor overwogen in overweging 4.4 tot en met 4.6, houdt de rechtbank het ervoor dat de vastgestelde belastbaarheid, zoals neergelegd in de FML van 3 augustus 2020, niet onjuist is.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 3 augustus 2020 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medewerker postverzorging (intern) (Sbc-code 315140), Machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (Sbc-code 271093) en magazijn, expeditiemedewerker (Sbc-code 111220).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht en heeft in dat kader verwezen naar de rapportages van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] en arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] . De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 26 november 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 28 september 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 26 augustus 2019 heeft vastgesteld op 5,42 %.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 26 augustus 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling toe te kennen. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.