Op 19 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres beroep had ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. De eiseres, die eerder werkzaam was als medewerker koffieshop, had zich op 28 augustus 2017 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na afloop van haar Ziektewetuitkering had zij op 4 september 2019 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 15 september 2021 gesloten, maar heropende het later om een psychiater als deskundige te benoemen. Eiseres is echter niet verschenen voor de oproepen voor het psychiatrisch onderzoek, wat de rechtbank ertoe bracht om de zaak te beoordelen op basis van de beschikbare medische gegevens.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling van het UWV, die was gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, correct was. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 5,42% juist was. Aangezien de WIA-uitkering pas recht geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter I.M. Josten, met griffier J.M. van Sambeek aanwezig.