ECLI:NL:RBZWB:2022:2747

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3203
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Wob-verzoek inzake openbaarmaking van bijstandsuitkeringen door de gemeente Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) beoordeeld. Eiser had op 29 september 2020 een Wob-verzoek ingediend bij de burgemeester van de gemeente Tilburg, waarin hij vroeg om openbaarmaking van een geanonimiseerd overzicht van bijstandsuitkeringen die door de gemeentelijke sociale dienst zijn verstrekt en nadien (gedeeltelijk) zijn teruggevorderd, beperkt tot de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 september 2020. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft dit verzoek op 16 oktober 2020 afgewezen, met de argumentatie dat de Wob het college niet verplicht tot het vervaardigen van nieuwe documenten en dat de gevraagde informatie niet in een document is opgenomen.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft dit bezwaar op 4 juni 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond heeft geacht. De rechtbank stelt vast dat de Wob alleen van toepassing is op informatie die neergelegd is in bestaande documenten. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de gevraagde informatie beschikbaar is in een document dat onder het bestuursorgaan berust.

De rechtbank wijst erop dat de Wob geen verplichting oplegt om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en concludeert dat het college niet verplicht was om de gevraagde informatie openbaar te maken, omdat deze niet in een document is vastgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3203 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college)
(gemachtigde: M.F.M. van Gansen LL.M.).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het college heeft dit verzoek met het besluit van 16 oktober 2020 afgewezen.
1.1
Met het bestreden besluit van 4 juni 2021 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 29 september 2020 heeft eiser bij de burgemeester van de gemeente Tilburg een Wob-verzoek ingediend. Eiser vraagt om openbaarmaking van een geanonimiseerd overzicht van bijstandsuitkeringen die door de gemeentelijke sociale dienst eerst zijn verstrekt en die nadien (gedeeltelijk) zijn teruggevorderd. Eiser heeft daarbij aangegeven dat het overzicht beperkt kan worden tot de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 september 2020.
2.1
Met het besluit van 16 oktober 2020 (primaire besluit) heeft het college het Wob-verzoek afgewezen, omdat de Wob het college niet verplicht tot het vervaardigen van nieuwe documenten. De Wob ziet enkel op het verstrekken van informatie die is neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid. Informatie die niet in een document is opgenomen, hoeft het college niet te verstrekken. In het besluit is daarna de volgende zin opgenomen:
“Binnen de gemeente Tilburg worden er overzichten bijgehouden waarin de door u gevraagde gegevens worden bijgehouden en tegen elkaar worden afgezet.”
Op 2 maart 2021 is aan eiser meegedeeld dat in het primair besluit per ongeluk is aangegeven dat overzichten worden gemaakt waarin de door eiser gevraagde gegevens worden bijgehouden en tegen elkaar worden afgezet. De zin had moeten zijn: “
Binnen de gemeente worden er geen overzichten bijgehouden waarin de door u gevraagde gegevens worden bijgehouden en tegen elkaar worden afgezet.”
2.2
Bij het besluit van 4 juni 2021 heeft het college de bezwaren van eiser kennelijk ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het Wob-verzoek. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500) in werking getreden.
Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. De rechtbank beoordeelt deze zaak op grond van het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, 4 juni 2021, dus de Wob.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
In artikel 1 van de Wob staat dat onder ‘document’ wordt verstaan: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Is de informatie beschikbaar in een document?
4. Eiser stelt dat de gevraagde informatie beschikbaar is en dus openbaar kan worden gemaakt. Het college geeft aan dat men wel beschikt over de informatie maar dat men geen overzichten bijhoudt. Als er geen overzichten zijn, dan moet de gevraagde informatie op een of andere manier vastgelegd zijn. Eiser stelt dat de gemeente Tilburg kost wat kost het gevraagde niet openbaar wil maken. Vaste regel is dat een Wob-verzoek breed moet worden opgevat. Als een verzoeker informatie vraagt en deze in de gevraagde vorm niet, maar in een andere vorm, wel aanwezig is, dient het bestuursorgaan deze informatie gewoon te verstrekken.
4.1
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) geldt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [1]
Eiser heeft niet bestreden dat de door hem verzochte gegevens niet worden opgenomen in een overzicht, zodat het college niet beschikt over een document waarin die gegevens zijn vervat. De Wob bevat geen verplichting om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. [2] De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van het college dat deze informatie niet is terug te vinden in enig onder hem berustend document dat zou kunnen worden verstrekt.
De Wob is van toepassing op informatie neergelegd in bestaande documenten. Daarop is het verzoek van eiser niet gericht. Op het college rust niet een verplichting om een document met de gevraagde gegevens aan te maken.
4.2
Gelet op het voorgaande heeft het college het bezwaar van eiser op goede gronden kennelijk ongegrond geacht. Een hoorzitting was gelet daarop niet nodig. [3]
4.3
Omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was, is het college ook geen dwangsommen aan eiser verschuldigd. In tegenstelling van wat eiser stelt, is artikel 4:17, zesde lid, onder c van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op een beslissing op bezwaar.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452 en 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:647.
2.ABRvS 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2102.
3.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.