ECLI:NL:RBZWB:2022:2748

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3803 en 21_3802
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van DUO inzake studiefinanciering en aanvullende beurs

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met betrekking tot haar studiefinanciering. Het eerste besluit, bestreden besluit I, betreft de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen een eerdere beslissing van DUO van 23 februari 2021, waarin haar aanvraag voor een aanvullende beurs werd afgewezen. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer BRE 21/3802 WSFBSF. Het tweede besluit, bestreden besluit II, betreft de niet-ontvankelijkheid van haar bezwaar tegen beslissingen van DUO van 23 januari 2015 en 9 november 2020, geregistreerd onder zaaknummer BRE 21/3803 WSFBSF.

De zitting vond plaats op 12 mei 2022, waar eiseres digitaal aanwezig was, vertegenwoordigd door haarzelf, en DUO werd vertegenwoordigd door mr. F. Hummel-Fekkes. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in oktober 2012 studiefinanciering heeft ontvangen en dat zij op 23 januari 2015 een wijzigingsformulier heeft ingevuld, wat leidde tot een aanpassing van haar lening en studiefinanciering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van DUO, maar de rechtbank oordeelt dat de aanvragen voor de aanvullende beurs te laat zijn ingediend en dat DUO zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen recht heeft op de aanvullende beurs voor de jaren 2015 en 2016.

De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en er geen reden is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/3802 WSFBSF en BRE 21/3803 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaken tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 juli 2021 (bestreden besluit I) waarbij haar bezwaar gericht tegen de beslissing van 23 februari 2021 ongegrond is verklaard. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer BRE 21/3802 WSFBSF.
Eiseres heeft tevens beroep ingesteld tegen het besluit van 21 juli 2021 (bestreden besluit II) waarbij haar bezwaar gericht tegen de beslissingen van 23 januari 2015 en 9 november 2020 niet-ontvankelijk is verklaard. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer BRE 21/3803 WSFBSF.
DUO heeft verweerschriften ingediend.
De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank op 12 mei 2022. De zitting werd digitaal bijgewoond door eiseres en mr. F. Hummel-Fekkes namens DUO.

Overwegingen

1.
Feiten
Aan eiseres is per oktober 2012 studiefinanciering toegekend.
Op 23 januari 2015 heeft eiseres een wijzigingsformulier ingevuld.
Bij besluit van 23 januari 2015 heeft DUO de hoogte van de lening van eiseres en van haar studiefinanciering aangepast per februari 2015.
Bij besluit van 9 november 2020 heeft DUO aan eiseres meegedeeld dat haar maandbedrag studieschuld in 2021 als volgt is vastgesteld: januari t/m mei 2021 niet aflossen vanwege aanloopfase en juni t/m december 2021 € 0,00 per maand. Haar schuld bedraagt € 11.137,45.
Eiseres heeft op 9 november 2020 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft zij op 25 november 2020 aangevuld.
DUO heeft dit bezwaarschrift opgevat als een aanvraag voor een aanvullende beurs. Bij besluit van 23 februari 2021 heeft DUO deze aanvraag afgewezen. Er kan studiefinanciering met terugwerkende kracht worden aangevraagd tot aan het begin van het studiejaar. De aanvraag voor een aanvullende beurs per februari 2015 valt buiten het huidige studiejaar.
Op 7 juli 2021 heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij bestreden besluit I is het bezwaar van eiseres van 7 juli 2021 ongegrond verklaard. Daarbij heeft DUO zich op het standpunt gesteld dat de aanvullende beurs voor het jaar 2015 op 23 januari 2015 door eiseres is beëindigd. Een aanvullende beurs voor de jaren daarna is door eiseres nooit aangevraagd. Een aanvullende beurs kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend.
Bij bestreden besluit II is aan eiseres meegedeeld dat haar bezwaren tegen de beslissing van 9 november 2020 niet-ontvankelijk is. Deze beslissing herhaalt een schuld (lening) die al in eerdere beslissingen is vastgesteld; de rentedragende lening van eiseres is al eerder ontstaan. Aan eiseres is verder meegedeeld dat voor zover haar bezwaar is gericht tegen de beslissing van 23 januari 2015, geldt dat zij haar bezwaarschrift had moeten indienen binnen de bezwaartermijn van zes weken. Eiseres heeft haar bezwaarschrift te laat ingediend waardoor haar bezwaar tegen de beslissing van 23 januari 2015 eveneens niet-ontvankelijk is.
2.
Beroepsgronden
Eiseres voert, kort samengevat, aan dat zij er op 9 november 2020 achter is gekomen dat op 23 januari 2015 de aanvullende beurs waarop zij destijds recht had ten onrechte door DUO is stopgezet en omgezet in een lening zonder haar toestemming Verder geeft eiseres aan dat DUO zonder haar toestemming de aangevraagde lening van maximaal € 3.500,- heeft doorbetaald tot het einde van haar studie.
3.
Beoordeling
3.1
Bestreden besluit I
De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 3.21, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) studiefinanciering of verhoging daarvan niet wordt toegekend voor een periode voorafgaand aan het studiejaar waarin de aanvraag is ingediend. Die termijn is bij wet vastgelegd zodat DUO daaraan gebonden is.
Vaststaat dat eiseres op 23 januari 2015 middels het invullen van een wijzigingsformulier de aanvullende beurs voor het jaar 2015 heeft stopgezet. Voorts is niet in geschil dat eiseres in het jaar 2016 geen aanvraag voor een aanvullende beurs heeft ingediend. Voor zover de brief van 25 november 2020 van eiseres dient te worden opgevat als een verzoek om aanvullende beurs over de jaren 2015 tot en met 2016 geldt dat een aanvullende beurs slechts met terugwerkende kracht kan worden toegekend tot aan het begin van het lopende studiejaar. Dit verzoek is dan ook te laat ingediend.
Het voorgaande betekent dat DUO zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt stelt dat eiseres over de jaren 2015 en 2016 geen recht heeft op aanvullende beurs.
3.2
Bestreden besluit II
De rechtbank leidt uit het verhandelde ter zitting af dat het beroep van eiseres zich richt tegen bestreden besluit II voor zover daarbij haar bezwaar tegen het besluit van 23 januari 2015 niet-ontvankelijk is verklaard.
Niet in geschil is dat eiseres toestemming heeft gegeven voor digitale berichtgeving. Evenmin is in geschil dat eiseres het besluit van 23 januari 2015 digitaal heeft ontvangen.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar bezwaarschrift tegen het besluit van 23 januari 2015 na afloop van de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn heeft ingediend.
Niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
Dit betekent dat DUO het bezwaar van eiseres tegen bestreden besluit II terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover het is gericht tegen het besluit van 23 januari 2015.
4.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zullen de beroepen ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.