ECLI:NL:RBZWB:2022:2753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2434
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verkeersbesluit tot reservering van parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 19 mei 2022, wordt het beroep van eisers tegen het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda behandeld. Het verkeersbesluit, genomen op 18 november 2020, houdt in dat er twee parkeerplaatsen worden gereserveerd voor het opladen van elektrische voertuigen aan de [adres 1] ter hoogte van huisnummer 37. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de verkeersveiligheid in het geding komt. Zij stellen dat de parkeerplaatsen binnen vijf meter van een kruising worden gerealiseerd, wat in strijd is met artikel 24, eerste lid, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

De rechtbank heeft de zaak op 7 april 2022 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat uit het dossier niet blijkt wat de exacte locatie van de parkeerplaatsen zal zijn en dat de afstand tot de kruising onduidelijk is. Hierdoor is het niet zeker of het verkeersbesluit in overeenstemming is met de geldende verkeersregels. De rechtbank heeft het bestreden besluit als gebrekkig aangemerkt en het college in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde is. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel gelijktijdig met de einduitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2434 WET

tussenuitspraak van 19 mei 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , te [plaatsnaam] , eisers,

gemachtigde: mr. M.P. Wolf,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2020 (primair besluit) heeft het college een verkeersbesluit genomen. Dit besluit hield in dat er, in verband met het reserveren van twee parkeerplaatsen ter hoogte van de [adres 1] 37 te [plaatsnaam] ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen, twee verkeersborden worden geplaatst. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
In het besluit van 26 april 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 april 2022.
Hierbij waren aanwezig: eiser, de gemachtigde van eisers en mr. R.A.M. van Loon namens het college.

Overwegingen

Feiten

1.1.
Er is op 26 februari 2020 een interne aanvraag voor een verkeersbesluit voor het realiseren van een laadpaal ingediend. Het gaat om het reserveren van twee parkeerplaatsen ten behoeve van het opladen van elektrische auto’s aan de [adres 1] ter hoogte van de [adres 2] 10 te [plaatsnaam] .
Bij verkeersbesluit van 1 april 2020 is bepaald dat er op de [adres 1] ter hoogte van de [adres 2] 10 te [plaatsnaam] twee verkeersborden zullen worden geplaatst in verband met het reserveren van twee parkeerplaatsen ten behoeve van het opladen van elektrische auto’s. Tegen dit besluit is door meerdere personen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 oktober 2020 heeft het college het verkeersbesluit van 1 april 2020 ingetrokken.
1.2.
Op 15 juli 2020 is er nog een aanvraag voor een verkeersbesluit voor het reserveren van twee parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische auto’s ingediend. Dit ging om twee parkeerplaatsen aan de [adres 1] ter hoogte van huisnummer 37 te [plaatsnaam] .
Het college heeft op 18 november 2020 een nieuw verkeersbesluit (primair besluit) genomen. Op de [adres 1] ter hoogte van huisnummer 37 te [plaatsnaam] zullen verkeersborden worden geplaatst voor het reserveren van twee parkeerplaatsen ten behoeve van het opladen van elektrische auto’s.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 30 maart 2021 heeft er een hoorzitting ten overstaan van de Adviescommissie bezwaarschriften (de adviescommissie) plaatsgevonden. De adviescommissie heeft het college geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.
Bij besluit van 26 april 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het geschil
2. Aan de orde is de vraag of het college op goede gronden het verkeersbesluit heeft genomen.
Standpunt van eisers
3. Eiser zijn van mening dat het college miskent dat met het verkeersbesluit de verkeersveiligheid in het geding komt. De parkeerplaatsen worden namelijk gerealiseerd binnen vijf meter van de kruising met de [adres 2] . Daarnaast zijn eisers van mening dat de behoefte voor parkeerplaatsen ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen ontbreekt. Dat er wel behoefte voor dergelijke parkeerplaatsen bestaat, heeft het college onvoldoende aangetoond. Eisers stellen zich voorts op het standpunt dat de belangenafweging die aan het verkeersbesluit ten grondslag ligt niet deugdelijk is en ten onrechte niet in hun voordeel is uitgevallen.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De verkeersveiligheid
5.1.
Eisers stellen zich op het standpunt dat het college miskent dat met het verkeersbesluit de verkeersveiligheid in het geding komt. De parkeerplaatsen worden gerealiseerd binnen vijf meter van de kruising met de [adres 2] . Parkeren binnen een afstand van minder dan vijf meter van een kruispunt is in strijd met artikel 24, eerste lid, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
Uit het advies van de politie van 11 november 2020 blijkt volgens eiser niet dat de verkeersveiligheid wordt gewaarborgd. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat de parkeerplaatsen op meer dan vijf meter afstand zullen worden gerealiseerd.
5.2.
Het college meent dat de verkeerveiligheid niet in gevaar komt door het verkeersbesluit. Dit blijkt eveneens uit het advies van de politie van 11 november 2020. Door het plaatsen van de laadpaal verwacht het college niet dat verkeersstromen zullen veranderen. Dit is een woonwijk en vooral de bewoners en bezoekers van deze woonwijk zullen gebruik maken van de laadpaal. Daar komt volgens het college nog bij dat deze plekken al in gebruik zijn als parkeerplaats.
5.3.
Gelet op artikel 24, eerste lid, onder a, van het RVV 1990 mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt wat de exacte locatie van de parkeerplaatsen zal zijn. De foto’s uit het dossier en het advies van de politie van 11 november 2020 geven onvoldoende duidelijkheid over de afstand tussen de parkeerplaatsen en de kruising. Het is daarom onduidelijk of de parkeerplaatsen in strijd met artikel 24, eerste lid, onder a, van de RVV 1990 zullen worden gerealiseerd. De realisatie van de parkeerplaatsen dient ook in overeenstemming te zijn met de geldende verkeersregels. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit een gebrek kent. Het college zal daarom moeten onderbouwen en motiveren wat de exacte locatie van de parkeerplaatsen zal zijn.
5.5.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Bestuurlijke lus
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het college in de gelegenheid stellen om alsnog de exacte locatie van de parkeerplaatsen te motiveren en te onderbouwen.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
7. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het college het gebrek kan laten herstellen bepalen op vier weken, na de dag van verzending van deze uitspraak. Als het college hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het college dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het college wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op die herstelpoging van het college. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting einduitspraak doen.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het college in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in overweging 5.4. van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het college op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Bijlage

Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht het bestuursorgaan in de gelegenheid te stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990:
Op grond van artikel 24, eerste lid, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan.