ECLI:NL:RBZWB:2022:2757

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_240
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om jeugdhulp in de vorm van een ouder-kindfiets door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022, wordt het beroep van eiser, een minderjarige met een visuele beperking en motorische achterstand, gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor jeugdhulp in de vorm van een ouder-kindfiets, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk was afgewezen. Het college stelde dat er geen jeugdhulpvraag was en dat de ouders onvoldoende medewerking verleenden aan het onderzoek. De rechtbank oordeelt dat het college niet op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de ouders van eiser niet hebben geweigerd om mee te werken aan een onderzoek, maar dat zij voorwaarden stelden aan de uitvoering daarvan. De rechtbank benadrukt dat het college gehouden is om onderzoek te doen naar de zorgbehoefte van de jeugdige en dat de ouders volledige medewerking dienen te verlenen aan dit onderzoek. Aangezien het college niet heeft aangetoond dat de ouders niet bereid waren om mee te werken, kan de afwijzing van de aanvraag niet standhouden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook het griffierecht en de proceskosten aan eiser dient te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/240 JW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
wettelijk vertegenwoordiger: [naam moeder] (eisers moeder)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk(college), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 21 september 2020 (primaire besluit) heeft het college eisers aanvraag op grond van de Jeugdwet voor een ouder-kindfiets afgewezen.
In het besluit van 4 december 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 24 februari 2022. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde, [naam moeder] (eisers moeder) en [naam vader] (eisers vader) en namens het college [naam vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiser ( [naam eiser] ), geboren op 12 april 2014, heeft een visuele beperking en motorische achterstand.
Bij brieven van 26 en 27 februari 2020 is namens [naam eiser] bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) op grond van de Jeugdwet jeugdhulp in de vorm van een ouder-kindfiets aangevraagd.
Namens [naam eiser] is eerder op grond van de Wmo bij het college een aanvraag voor een ouder-kindfiets ingediend. In dat kader heeft op 2 september 2019 een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Bij besluit van 7 november 2019 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het bezwaar tegen dit besluit heeft het college op 21 april 2020 ongegrond verklaard. Volgens het college kan door een juniorzitje of bakfiets in de vervoersbehoefte van [naam eiser] worden voorzien. Dit zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen en daarop bestaat op grond van de Wmo geen aanspraak.
Op 29 mei 2020 heeft het CJG het dossier over de aanvraag om een ouder-kindfiets gesloten. Volgens het CJG is het niet mogelijk om jeugdhulp in de vorm van een middel toe te kennen. Een middel valt niet onder jeugdhulp, omdat dat dit een voorziening is. Naast de ouder-kindfiets hebben de ouders van [naam eiser] geen andere jeugdhulpvragen en daarom heeft het CJG het dossier gesloten.
Namens [naam eiser] is hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het primaire besluit heeft het college de brief van 29 mei 2020 herzien, met verbetering en aanvulling van de motivering. Het college wijst de aanvraag om een ouder-kindfiets af. Het college stelt dat er geen jeugdhulpvraag is waaraan op grond van de Jeugdwet uitvoering kan worden gegeven. Het college heeft de hulpvraag ook niet kunnen toetsen door onderzoek en inzet van een jeugdprofessional. De ouders van [naam eiser] hebben aangegeven geen prijs te stellen op een intakegesprek en ook geen jeugdhulpvraag te hebben. Vanwege een ontbrekende jeugdhulpvraag, onvoldoende onderzoeksmogelijkheden en een gebrek aan informatie kan onvoldoende worden bepaald welke jeugdhulpvoorziening passend is. Op basis van de wel beschikbare informatie is het hulpmiddel bedoeld voor therapeutische doeleinden, bewegen, zelfvertrouwen en deelnemen aan het verkeer met het gezin en valt daarmee onder de Zorgverzekeringswet.
Namens [naam eiser] is tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft het college dit bezwaar, met aanpassing van de motivering, ongegrond verklaard.
Het college stelt dat door de jeugdprofessional op 28 april 2020 telefonisch contact is opgenomen met de ouders van [naam eiser] en dat besproken is hoe het CJG een aanvraag behandelt. Een aanvraag wordt met de aanvrager besproken om vast te stellen wat de hulpvraag is en of sprake is van opgroei-, opvoedings- en/of psychische problemen. Daarna wordt vastgesteld welke hulp noodzakelijk is en of die door de ouders of het netwerk kan worden geboden, dan wel of er sprake is van een voorliggende voorziening. Voor het beoordelen van de aanvraag jeugdhulp is het cruciaal dat de aanvrager voldoende medewerking verleend aan het onderzoek.
De ouders van [naam eiser] hebben in het telefoongesprek van 28 april 2020 aangegeven een gesprek niet nodig te vinden, omdat er naast de aanvraag voor de fiets geen jeugdhulpvraag is. Volgens de ouders spreken de door hen overgelegde medische adviezen voor zich. In de brief van 16 oktober 2020 hebben de ouders aangegeven bereid te zijn in gesprek te gaan op voorwaarde dat het college eerst een medisch onderzoek uitvoert. Een ouder-kindfiets blijft volgens de ouders de voor de hand liggende oplossing, gelet op de medische verklaringen van Koninklijk Visio en de Cesar therapeut.
Het college ziet in deze reactie niet de bereidwilligheid om met hem de jeugdhulpvraag en benodigde voorziening vast te stellen. De ouders van [naam eiser] stellen op voorhand de voorwaarde dat een medisch onderzoek dient te worden uitgevoerd en dat de adviezen van de behandelend therapeut of Koninklijke Visio moeten worden overgenomen. Daardoor wordt het college niet in de gelegenheid gesteld op een ordentelijke manier onderzoek te verrichten.
Het college stelt dat hij de aard en omvang van de benodigde jeugdhulp tot nu toe niet heeft kunnen vaststellen. Hierdoor kon hij niet anders dan de aanvraag afwijzen.
3.
Beroepsgronden
Namens [naam eiser] wordt betwist dat er geen bereidheid is om mee te werken aan een onderzoek. Er is alleen gewezen op de rechtspraak waarin duidelijke kaders voor een zorgvuldig onderzoek zijn gegeven.
De ouders van [naam eiser] vragen zich wel af wat de meerwaarde van een gesprek is als het college geen medisch deskundige bij het onderzoek wil betrekken en op voorhand de ouder-kindfiets wil afwijzen. Dat is iets heel anders dan dat wordt geweigerd om aan een onderzoek deel te nemen. De ouders hebben dat nooit geweigerd en zullen dat ook niet doen.
De ouders van [naam eiser] hebben in de brief van 21 oktober 2020 verder aangegeven bereid te zijn andere oplossingen te aanvaarden, als uit zorgvuldig onderzoek blijkt dat er andere oplossingen zijn die de belemmeringen op dezelfde manier wegnemen. Hieruit blijkt dat zij niet alleen bereid zijn mee te werken aan zorgvuldig onderzoek, maar ook dat zij bereid zijn andere oplossingen te accepteren als daarmee hetzelfde resultaat wordt bereikt.
4.
Wettelijk kader
Het van toepassing zijnde wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of het college op goede gronden de aanvraag van [naam eiser] om jeugdhulp op grond van de Jeugdwet in de vorm van een ouder-kindfiets heeft afgewezen.
Ter zitting heeft het college verduidelijkt dat hij deze aanvraag uitsluitend heeft afgewezen vanwege het verlenen van onvoldoende medewerking aan het onderzoek door de ouders van [naam eiser] . De ouders van [naam eiser] hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een intakegesprek en slechts bereid te zijn om mee te werken aan het onderzoek naar de benodigde jeugdhulp als een medisch onderzoek wordt verricht en de door hen overgelegde medische adviezen worden overgenomen. Het college heeft daarbij gewezen op het telefoongesprek van 28 april 2020 met de moeder van [naam eiser] en de brief van de ouders van [naam eiser] van 16 oktober 2020 (lees: 21 oktober 2020). Een intakegesprek en (mogelijk) vervolgonderzoek is volgens het college nodig om aard en omvang van de benodigde jeugdhulp voor [naam eiser] te kunnen vaststellen.
De ouders van [naam eiser] betwisten dat zij zijn uitgenodigd voor een intakegesprek en dat zij niet willen meewerken aan een onderzoek. Ter zitting hebben zij expliciet te kennen gegeven dat zij bereid zijn om mee te werken aan een onderzoek, en dat ook steeds waren, los van de vraag of een medisch deskundige wordt ingeschakeld en of de door hen aangeleverde medische informatie in het onderzoek zal worden betrokken.
De rechtbank stelt voorop dat het college gehouden is onderzoek te doen naar de aard en omvang van de zorg die een kind nodig heeft op grond van artikel 3:2 van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 2.3 van de Jeugdwet. De reikwijdte van de op het college rustende onderzoeksplicht, is geconcretiseerd in de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2017 [1] . Daarbij is het in beginsel aan het college om te bepalen hoe dat onderzoek wordt ingekleed. Hij is daarbij niet per definitie gehouden om een deskundige in te schakelen, noch om daarin overgelegde medische informatie te betrekken of daaraan een bepaalde waarde te hechten. Van [naam eiser] en zijn ouders mag voorts volledige medewerking aan het onderzoek worden verwacht op grond van artikel 4:2 van de Awb in samenhang met artikel 8.1.2, derde lid van de Jeugdwet. Zij kunnen daaraan in beginsel op voorhand geen voorwaarden stellen.
De rechtbank heeft in het dossier het document ‘Contactmomenten [naam eiser] ’ aangetroffen. In dit document is onder meer een contactmoment met de moeder van [naam eiser] op 28 april 2020 vermeld. Dit stuk is het enige stuk dat de rechtbank in het dossier heeft gevonden dat ziet op het telefoongesprek met de moeder van [naam eiser] op 28 april 2020. De rechtbank kan uit dit stuk niet opmaken dat aan de moeder van [naam eiser] uitleg is gegeven over de procedure van het onderzoek en dat een intake noodzakelijk is, zoals het college heeft gesteld. Uit dit stuk kan de rechtbank ook niet afleiden dat de ouders van [naam eiser] hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een intakegesprek, dat zij voorwaarden aan het onderzoek hebben gesteld en niet wilden meewerken aan een onderzoek. Dat kan de rechtbank evenmin afleiden uit hun brief van 21 oktober 2020. In deze brief wordt gewezen op de onzorgvuldigheid van het onderzoek en wordt aan het college gevraagd wat de meerwaarde van een gesprek is, als hij geen medisch deskundige inschakelt en op voorhand de ouder-kindfiets afwijst. In deze brief is echter ook vermeld dat als een medisch deskundige van het college met andere oplossingen komt, die de belemmeringen van [naam eiser] op dezelfde manier wegnemen, zijn ouders die oplossingen uiteraard aanvaarden. Hieruit leidt de rechtbank geen (expliciete) weigering af om mee te werken aan een onderzoek. Voor zover het voor het college nog onduidelijk was of de ouders van [naam eiser] wilden meewerken, had hij daarover verdere navraag dienen te doen en niet uitsluitend op basis van deze brief kunnen concluderen dat er bij hen geen bereidheid bestond.
Nu niet is gebleken dat de ouders van [naam eiser] niet willen meewerken aan een onderzoek, heeft het college niet op die grond de aanvraag om een ouder-kindfiets op grond van de Jeugdwet kunnen afwijzen. Het bestreden besluit houdt daarom geen stand.
6.
Conclusie
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Het college zal alsnog onderzoek moeten doen en de ouders van [naam eiser] dienen daaraan medewerking te verlenen. Vervolgens zal het college, mede op grond van de onderzoeksbevindingen, een nieuwe beslissing op het bezwaar moeten nemen.
7.
Griffierecht en proceskosten
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: Wettelijk kader

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 4:2
1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de dagtekening;
c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
JEUGDWET
Artikel 1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- jeugdhulp:
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
-
opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen:
2°. beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en
3°. een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
Artikel 2.3
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Artikel 8.1.2
3. De jeugdige en zijn ouders zijn verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE MOERDIJK
Artikel 1 Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
• gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;
• hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
Artikel 5 Onderzoek en gesprek
1. Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk in een gesprek tussen de jeugdhulpprofessional en de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:
a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;
b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
c. welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
d. of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;
e. voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.
f. hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
g. indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
2. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verlenen daarnaast medewerking aan het uitvoeren van het onderzoek.
3. In overleg met de jeugdige en/of zijn ouders kunnen desgewenst ook andere deskundigen aan het gesprek deelnemen.
4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen, voor zover aan de orde, toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
5. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
6. Indien de jeugdige en/of zijn ouders de verstrekking van een pgb wensen, wordt dit in het gezinsplan vastgelegd.
7. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek of anderszins afwijken van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 6 Verslag en gezinsplan
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en gesprek, bedoeld in de artikel 5 en legt dit vast in het gezinsplan.
2. In het gezinsplan worden, onder regie van de jeugdige en/of zijn ouders en met ondersteuning van de jeugdhulpprofessional, de zorgvraag en de gezamenlijke doelen die worden nagestreefd in kaart gebracht. Afhankelijk van de aard van de problematiek wordt ook aandacht besteed aan het cliëntenprofiel.
Artikel 10 Aanvraag en beschikking
1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college, nadat onderzoek en gesprek als bedoeld in artikel 5 zijn afgerond.

Voetnoten