Bijlage: Wettelijk kader
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
-
opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen:
2°. beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en
3°. een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
3. De jeugdige en zijn ouders zijn verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE MOERDIJK
Artikel 1 Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
• gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;
• hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
Artikel 5 Onderzoek en gesprek
1. Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk in een gesprek tussen de jeugdhulpprofessional en de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:
a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;
b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
c. welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
d. of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;
e. voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.
f. hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
g. indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
2. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verlenen daarnaast medewerking aan het uitvoeren van het onderzoek.
3. In overleg met de jeugdige en/of zijn ouders kunnen desgewenst ook andere deskundigen aan het gesprek deelnemen.
4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen, voor zover aan de orde, toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
5. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
6. Indien de jeugdige en/of zijn ouders de verstrekking van een pgb wensen, wordt dit in het gezinsplan vastgelegd.
7. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek of anderszins afwijken van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 6 Verslag en gezinsplan
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en gesprek, bedoeld in de artikel 5 en legt dit vast in het gezinsplan.
2. In het gezinsplan worden, onder regie van de jeugdige en/of zijn ouders en met ondersteuning van de jeugdhulpprofessional, de zorgvraag en de gezamenlijke doelen die worden nagestreefd in kaart gebracht. Afhankelijk van de aard van de problematiek wordt ook aandacht besteed aan het cliëntenprofiel.
Artikel 10 Aanvraag en beschikking
1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college, nadat onderzoek en gesprek als bedoeld in artikel 5 zijn afgerond.