ECLI:NL:RBZWB:2022:2758
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had in eerste instantie een maatregel opgelegd gekregen in de vorm van een verlaging van 5% van zijn Ziektewet-uitkering over een periode van een maand. Na het indienen van bezwaar, dat aanvankelijk niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft de verweerder het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond verklaard, waardoor de maatregel verviel. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De verweerder heeft aangegeven akkoord te gaan met de veroordeling tot vergoeding van de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 759,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat deze ook verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.