ECLI:NL:RBZWB:2022:2760
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag of sprake was van parkeren of keren
Op 20 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De naheffingsaanslag, gedateerd op 9 september 2020, betrof een bedrag van € 66,80, waarvan € 2,30 aan belasting en € 64,50 aan kosten. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 17 december 2020. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 18 mei 2022 werd de zaak behandeld. De belanghebbende voerde aan dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd, omdat hij niet geparkeerd had, maar aan het keren was met gebruik van een parkeervak. Hij stelde dat dit werd bevestigd door foto’s die door de heffingsambtenaar waren overgelegd, waarop te zien was dat de auto op verschillende locaties stond en dat het knipperlicht aanstond tijdens het passeren van de scanauto. De heffingsambtenaar daarentegen betoogde dat de auto geparkeerd stond, wat bleek uit de ingeklapte buitenspiegels op de foto’s.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de auto van de belanghebbende bij aanvang van de controle stil stond in het parkeervak. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende geparkeerd stond en dus parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.