ECLI:NL:RBZWB:2022:2763

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3386
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van prestatiebeurs in gift na afronding van een associate degree-opleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de omzetting van een prestatiebeurs in een gift. Eiseres had in 2012 studiefinanciering ontvangen, maar stopte in 2014 met haar hbo-opleiding. Na het starten van een mbo-opleiding in 2015 en het behalen van een hbo-diploma in 2018, verzocht zij om omzetting van haar prestatiebeurs in een gift. DUO besloot echter de omzetting te baseren op de periode van oktober 2012 tot en met augustus 2014 en september 2018, wat eiseres betwistte. Eiseres stelde dat de omzetting pas vanaf de maanden waarin zij daadwerkelijk studiefinanciering ontving voor haar associate degree-opleiding had moeten plaatsvinden, namelijk van september 2018 tot en met augustus 2020. De rechtbank oordeelde dat DUO ten onrechte de omzetting had gebaseerd op eerdere maanden en verklaarde het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van DUO en herstelde het primaire besluit, waarbij de prestatiebeurs over de juiste maanden werd omgezet in een gift. Tevens werd DUO veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3386 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. B. Cicek,
en
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 januari 2021 (primair besluit) heeft DUO eiseres medegedeeld dat haar prestatiebeurs voor 24 maanden is omgezet in een gift.
In het besluit van 2 juli 2021 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 mei 2022. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen. Namens DUO heeft mr. F. Hummel-Fekkes de zitting digitaal bijgewoond.

Overwegingen

1.
Feiten
Aan eiseres is per 1 oktober 2012 studiefinanciering (basisbeurs hbo) naar de norm voor een thuiswonende studente toegekend.
Per 1 september 2014 is eiseres gestopt met haar hbo-opleiding. Vanaf die maand had zij dan ook geen recht meer op studiefinanciering.
Omdat eiseres per 1 september 2015 aan een mbo-opleiding is begonnen, heeft zij vanaf die datum weer recht op studiefinanciering. Per augustus 2018 eindigde haar recht op studiefinanciering op basis van deze opleiding.
Per 1 september 2018 is eiseres gestart met een hbo-opleiding (Associate degree) en ontving zij een prestatiebeurs voor uitwonenden. In augustus 2020 is het recht op studiefinanciering beëindigd.
Bij het primaire besluit heeft DUO, vanwege het behalen van haar hbo-diploma, de door eiseres ontvangen prestatiebeurs hbo voor 24 maanden omgezet in een gift. Daarom is haar studieschuld verlaagd met € 6.981,27.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 augustus 2010 [1] stelt DUO zich op het standpunt dat de prestatiebeurs dient te worden omgezet vanaf de eerste maand waarin studiefinanciering is toegekend. In het geval van eiseres gaat het om de maanden oktober 2012 tot en met augustus 2014 en september 2018.
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert, kort samengevat, aan dat in de huidige Wet op de studiefinanciering geen bepaling is aan te wijzen die dwingend voorschrijft dat de omzetting van de prestatiebeurs vanaf de eerst genoten dag dient te gebeuren. De aanleiding om de prestatiebeurs om te zetten, is een hbo-diploma van een andere studie dan waar eiseres ooit aan was begonnen toen zij voor het eerst een prestatiebeurs kreeg. Daarmee verschilt de situatie van eiseres met die in de door DUO in het bestreden besluit genoemde uitspraak. De prestatiebeurs van de betrokkene in die zaak was al omgezet in een gift na het behalen van haar eerste hbo-diploma, waarna zij een tweede hbo-studie is gaan volgen. Eiseres daarentegen heeft haar eerste hbo-studie niet afgemaakt. Vervolgens heeft eiseres wel een mbo-studie afgemaakt waarna zij alsnog een hbo-diploma heeft behaald aan een andere studie. Tot slot stelt eiseres dat DUO de hoorplicht heeft geschonden.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
5.
Beoordeling
5.1
Hoorzitting
Ten aanzien van de grond van eiseres dat zij ten onrechte niet door DUO is gehoord, overweegt de rechtbank dat de wetgever in artikel 7.3 van de Wsf 2000 de artikelen 7:2 tot en met 7:9 van de Awb buiten toepassing heeft gelaten [2] . In zaken als de onderhavige geldt derhalve geen hoorplicht. DUO heeft dus kunnen afzien van het horen van eiseres.
5.2
Omzetting
Niet in geschil is dat eiseres wegens het met goed gevolg afsluiten van een associate degree-opleiding recht heeft op omzetting van 24 maanden door haar ontvangen prestatiebeurs in een gift. Partijen zijn verdeeld over de vraag welke maanden dienen te worden omgezet.
DUO heeft de in de maanden oktober 2012 tot en met augustus 2014 en de maand september 2018 door eiseres ontvangen prestatiebeurs omgezet in een gift. Volgens DUO is deze omzetting gebaseerd op het bepaalde in artikel 5.7, eerste lid, van de Wsf 2000.
De rechtbank is van oordeel dat het bepaalde in artikel 5.7, eerste lid, van de Wsf 2000 geen steun biedt voor het standpunt van DUO. De verwijzing door DUO naar een uitspraak van de CRvB van 20 augustus 2010, waarin betekenis wordt gehecht aan bepalingen uit de WSF die vervallen zijn (artikelen 17g en 17h), overtuigt de rechtbank evenmin. In artikel 5.7, eerste lid, van de Wsf 2000 is bepaald dat indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een associate degree-opleiding afrondt, de toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs voor de duur van de desbetreffende opleiding wordt omgezet in een gift. Uit dit artikel volgt naar het oordeel van de rechtbank dat in een gift omgezet dient te worden de prestatiebeurs die is ontvangen gedurende het volgen van de (met goed gevolg afgeronde) associate degree-opleiding. Eiseres heeft deze opleiding gevolgd en afgerond in de periode september 2018 tot en met augustus 2020. De door eiseres over deze maanden ontvangen prestatiebeurs had naar het oordeel van de rechtbank moeten worden omgezet in een gift. DUO is uitgegaan van omzetting vanaf oktober 2012. De door eiseres toen gestarte hbo-opleiding is echter door haar in 2014 gestaakt. Gelet op de bewoordingen van artikel 5.7, eerste lid, van de Wsf 2000 is omzetting over de periode vanaf oktober 2012 naar het oordeel van de rechtbank dan niet aan de orde.
6.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en zal zelf in de zaak voorzien. De rechtbank zal daartoe het primaire besluit herroepen en bepalen dat de prestatiebeurs over de maanden september 2018 tot en met augustus 2020 wordt omgezet in een gift.
7.
Griffierecht en proceskosten
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet DUO aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt DUO in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. DUO wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.059,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat de prestatiebeurs over de maanden september 2018 tot en met augustus 2020 wordt omgezet in een gift;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt DUO in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.059,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Artikel 5.2 van de Wet op de studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) luidt:
1. De prestatiebeurs hoger onderwijs wordt eenmalig aan een ho-student verstrekt gedurende 4 jaar, vermeerderd met:
a. eenmalig het aantal maanden dat het resultaat is van het aantal studiepunten, genoemd in de artikelen 7.5, eerste lid, onderdeel d, 7.5b, eerste lid en 7.5c, tweede en vierde lid van de WHW, gedeeld door vijf, indien een student is ingeschreven aan een in de betreffende artikelleden genoemde masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs;
b. eenmalig het aantal maanden dat het resultaat is van het aantal studiepunten, genoemd in de artikelen 7.5a en 7.5c, tweede tot en met vijfde lid, van de WHW minus zestig en gedeeld door vijf, indien een ho-student is ingeschreven aan een in de betreffende artikelleden genoemde opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvullende beurs in de eerste 5 maanden waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat, verstrekt in de vorm van een gift.
3. De basislening, aanvullende lening en het collegegeldkrediet kunnen worden verstrekt gedurende de periode waarin aanspraak kan worden gemaakt op de prestatiebeurs hoger onderwijs.
4. Gedurende 36 maanden na de periode, bedoeld in het eerste lid, kan het collegegeldkrediet worden verstrekt en kan daarnaast studiefinanciering worden verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag van de lening, bedraagt in afwijking van de artikelen 3.1, vierde lid, 3.3, 3.13 en 3.18 naar de maatstaf van 1 januari 2014 per maand € 894,51. In de eerste 12 maanden kan tevens een reisvoorziening worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs.
5. Op aanvraag kan een ho-student als bedoeld in artikel 3.5 gedurende de 36 maanden, bedoeld in het vierde lid, tevens in aanmerking komen voor een lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.
Artikel 5.7 van de Wsf 2000 luidt:
1. Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een associate degree-opleiding afrondt, wordt de toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs voor de duur van de desbetreffende opleiding omgezet in een gift. Onverminderd de eerste volzin, wordt de toegekende reisvoorziening volledig omgezet in een gift.
2. Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een opleiding als bedoeld in het eerste lid afrondt, wordt de resterende periode van de prestatiebeurs hoger onderwijs die ingevolge het eerste lid had kunnen worden omgezet in een gift verstrekt in de vorm van een gift indien hij een andere opleiding in de zin van deze wet, of een voltijdse masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3b van de WHW die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de WHW aanvangt.
3. Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een hbo-bacheloropleiding, hbo-masteropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding afrondt, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs voor de duur van de desbetreffende opleiding omgezet in een gift. Onverminderd de eerste volzin, wordt van de toegekende reisvoorziening één jaar extra omgezet in een gift.
4. Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een opleiding als bedoeld in het derde lid afrondt, wordt de resterende periode van zijn prestatiebeurs hoger onderwijs verstrekt in de vorm van een gift indien hij een andere opleiding in de zin van deze wet, of een voltijdse postinitiële masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3b van de WHW aanvangt waaraan accreditatie als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de WHW is verleend.
5. Met het afronden van een opleiding als bedoeld in het eerste of derde lid wordt gelijkgesteld het afronden van een deeltijdse opleiding of een opleiding van de Open Universiteit, voor zover deze opleiding krachtens de WHW daarmee gelijk wordt gesteld.
6. Met het afronden van een opleiding als bedoeld in het derde lid wordt eveneens gelijkgesteld het afronden van een wo-bacheloropleiding, voor zover de ho-student een aanvraag heeft ingediend tot gelijkstelling.
Artikel 7.3 van de Wsf 2000 luidt:
De artikelen 7:2 tot en met 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
Artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt:
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Het bestuursorgaan stelt daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte alsmede de belanghebbenden die bij de voorbereiding van het besluit hun zienswijze naar voren hebben gebracht.

Voetnoten

2.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 5 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2586