ECLI:NL:RBZWB:2022:2766

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2917
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de last onder dwangsom opgelegd voor illegale prostitutie in een huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, huurder van een woning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan de eiser was opgelegd wegens het bedrijven van illegale prostitutie in zijn woning. Het college had op 7 januari 2021 een primaire beslissing genomen waarin de eiser werd aangesproken op het laten verrichten van prostitutie-activiteiten in strijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 14 juni 2021. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 april 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder op 9 december 2020 een controle heeft uitgevoerd en daarbij een advertentie voor prostitutie heeft aangetroffen, waarbij eiser aanwezig was in de woning. De rechtbank overwoog dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de prostitutie-activiteiten die in zijn woning plaatsvonden. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had gehandeld door eiser als overtreder aan te merken en dat de opgelegde last onder dwangsom rechtmatig was.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2917 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. T.M. ten Velde,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 januari 2021 (primaire besluit) heeft het college een last onder dwangsom opgelegd voor het bedrijven van illegale prostitutie in de woning van eiser.
In het besluit van 14 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 april 2022. Hierbij waren eiser en zijn gemachtigde aanwezig. Namens het college was [naam vertegenwoordiger] aanwezig.

Overwegingen

1. Feiten en omstandigheden
1.1
Eiser is huurder en bewoner van de woning aan de [adres] 4 28 te [plaatsnaam] .
Op 9 december 2020 heeft een toezichthouder een controle uitgevoerd bij de woning.
De toezichthouder had op [naam website] een advertentie gevonden voor een vrouw met de werknaam ‘ [naam werknaam] ’. In de advertentie werden seksuele handelingen tegen betaling aangeboden. Het bij de advertentie behorende telefoonnummer is door de toezichthouder gebeld voor een afspraak.
Tijdens het telefoongesprek werd verteld dat de toezichthouder naar de [adres] moest komen en vanuit daar moest bellen. De toezichthouder is naar de [adres] gegaan en heeft daar gebeld. De toezichthouder heeft vervolgens appje ontvangen met daarin het adres van de woning. De toezichthouder heeft in de woning een sekswerker en eiser aangetroffen.
1.2
Bij brief van 15 december 2020 heeft het college aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om aan hem een last onder dwangsom op te leggen.
1.3
In het primaire besluit heeft het college aan eiser een last onder dwangsom opgelegd wegens het laten verrichten van prostitutieactiviteiten in de woning in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De last houdt in dat eiser de overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo per direct beëindigd en beëindigd houdt. Eiser kan dit doen door geen prostitutie-activiteiten meer in zijn woning te laten verrichten. Dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van €5.000,- per constatering met een maximum van €15.000,-.
1.4
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.5
Het college heeft op 14 juni 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.6
Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
2. Beroepsgronden
Eiser betoogt dat het college artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo onjuist heeft geïnterpreteerd en hij niet is aan te merken als overtreder, omdat hij niet zelf prostitutie-activiteiten heeft verricht en geen weet had van de advertentie en de ontplooide prostitutie-activiteiten.
3. Wettelijk kader
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Bevoegdheid tot opleggen van een last onder dwangsom
4.1
Het college heeft zijn bevoegdheid om handhavend op te treden gebaseerd op overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Op grond van dat artikel is het verboden een woning in strijd met het bestemmingsplan te (laten) gebruiken.
Tussen partijen is niet in geschil dat de prostitutie-activiteiten in strijd zijn met het gebruik van de woning dat is toegestaan op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’. [1]
4.2
Eiser stelt dat hij geen weet had van de prostitutie-activiteiten en dat hij dus niet is aan te merken als overtreder.
4.3
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is de overtreder degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en daarom als overtreder worden aangemerkt. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor het onrechtmatig gebruik van de woning moet eiser dus aannemelijk maken dat hij niet wist en niet kon weten dat de woning aldus werd gebruikt.
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college eiser kunnen aanmerken als overtreder. Hij mag in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor het onrechtmatig gebruik van zijn woning. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist en ook niet kon weten dat de woning voor prostitutie-activiteiten werd gebruikt. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat er een advertentie op [naam website] is geplaatst waarin door de hiervoor genoemde vrouw seksuele handelingen werden aangenomen tegen betaling. Tijdens het controlemoment was eiser ook fysiek aanwezig in de woning. De vrouw deed de voordeur zelf open en had alleen lingerie aan. De slaapkamer was ingericht voor prostitutie-activiteiten. Het bed was opgedekt zonder dekbed. De prullenbak naast het bed zat vol met gebruikte doekjes en naast het bed lag een stapel handdoeken. Op het nachtkastje lag een grote hoeveelheid condooms, een flesje glijmiddel, vochtige doekjes, lotions en een keukenrol. Eiser was daarnaast als enige in het bezit van een sleutel van de woning. Hij heeft zijn woning verlaten voor een persoon die hij niet kende, om een vriendendienst te doen. Het ligt in de rede dat je de enige slaapkamer in de woning controleert, wanneer een persoon die je niet kent in je woning verblijft.
4.5
Het feit dat eiser heeft verklaard dat de vrouw maar korte tijd bij hem aanwezig is geweest, hij geen weet had van de advertentie, dat het niet ongebruikelijk is om een pak condooms in bezit te hebben en dat hij tijdens de controle toevallig in zijn woning aanwezig was om spullen te halen terwijl hij in de woning van een familielid overnachtte, acht de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende om aannemelijk te maken dat hij niet wist of niet kon weten dat de woning daarvoor werd gebruikt.
4.6
De rechtbank komt tot de conclusie dat het college eiser terecht heeft aangemerkt als overtreder en dus bevoegd was om aan hem een last onder dwangsom op te leggen vanwege overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
5. Gebruikmaking van de bevoegdheid
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, en in dit geval het bijzondere belang van het tegengaan van illegale prostitutie en mensenhandel, dient het college in beginsel van zijn handhavende bevoegdheid gebruik te maken. Bijzondere omstandigheden om daarvan af te wijken zijn gesteld noch gebleken.
6. Conclusie
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, en beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’
Artikel 15.1.1 van de bestemmingsplanregels
De voor ‘Wonen-Gestapeld’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van gestapelde woningen;
b. bouwwerken van algemeen nut.

Voetnoten

1.Artikel 15.1.1. van de bestemmingsplanregels.