ECLI:NL:RBZWB:2022:2768

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake schorsing rijbewijs en onderzoek rijgeschiktheid

Op 20 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, woonachtig in [plaatsnaam], en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 15 oktober 2021, die betrekking had op de schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs en de oplegging van een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt er een termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 26 november 2021, maar het beroepschrift is pas op 1 december 2021 ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift op 30 november 2021 op de post is gedaan, wat betekent dat het niet tijdig ter post is bezorgd. Eiser heeft geen overtuigende redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding, en de rechtbank oordeelt dat hij het risico had kunnen beperken door het beroepschrift aangetekend of digitaal in te dienen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5249

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 15 oktober 2021 (het bestreden besluit) inzake de schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs en oplegging van een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 15 oktober 2021 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 26 november 2021.
Het beroepschrift is op 1 december 2021 bij de rechtbank ontvangen en is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend. Eiser heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 30 november 2021 op de post is gedaan. Het is daarmee niet tijdig ter post bezorgd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus ook gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiser de volgende redenen gegeven. Eiser is het afgelopen jaar met zijn onderneming gestart. Hij maakt lange werkweken van 60 uur en werkt vaak in het buitenland en in de nachten. Eiser heeft het beroepschrift hierdoor pas op het laatste moment kunnen insturen. Eiser geeft aan dat hierdoor de brief wellicht bij de post is blijven liggen. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Eiser had dit risico kunnen beperken door naast verzending per gewone post vlak voor de afloop van de beroepstermijn, het beroepschrift ook per aangetekende post te zenden ofwel om deze digitaal in te dienen om zo de beroepstermijn veilig te stellen. Dat eiser dit heeft nagelaten, komt voor zijn eigen rekening en risico.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 20 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.