ECLI:NL:RBZWB:2022:2803
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank inzake beroep tegen definitief ontwerpplan
Op 20 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit een onbekende plaats en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het definitieve ontwerpplan, dat door de verweerder op 9 december 2021 was vastgesteld. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij kennelijk onbevoegd is om van het beroepschrift kennis te nemen. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank, zoals vermeld in artikel 8:1 van de Awb. Echter, volgens artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die inhoudt een publiekrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank verwijst naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de vaststelling van een (her)inrichtingsplan niet gericht is op enig rechtsgevolg, waardoor het niet als een besluit kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Aangezien de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep, heeft zij besloten het door de eiser betaalde griffierecht terug te storten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen, maar een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.