Op 24 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De zaak betreft een vergunning voor het oprichten van een bedrijfsverzamelgebouw en het aanleggen van drie uitwegen op een perceel in [plaatsnaam 1]. Eisers, die woonachtig zijn en/of bedrijfspanden bezitten aan de [adres] in [plaatsnaam 1], hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunningen, omdat zij van mening zijn dat de aanleg van drie uitwegen hun bedrijfsvoering ernstig schaadt en in strijd is met de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) en de Beleidsregels Uitwegen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in juli en december 2021, waarbij partijen de gelegenheid hebben gekregen om tot overeenstemming te komen, maar dit is niet gelukt.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college de omgevingsvergunning voor de aanleg van uitwegen heeft verleend, maar dat de motivering voor het verlenen van drie uitwegen onvoldoende draagkrachtig is. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom drie uitwegen noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering en dat er geen rekening is gehouden met de belangen van de eisers. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het ziet op de vergunning voor drie uitwegen en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Ten aanzien van de toekenning van huisnummers heeft de rechtbank geoordeeld dat het college een logische nummeraanduiding heeft gekozen, en deze beroepsgrond van eisers is afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers vastgesteld op € 2.277,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.