ECLI:NL:RBZWB:2022:2812
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende huishoudelijke ondersteuning
In deze zaak heeft verzoeker, een inwoner van [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Dit beroep volgde op een bezwaar dat verzoeker had ingediend tegen een eerder besluit van 29 juli 2021, waarin de huishoudelijke ondersteuning aan hem per 10 november 2021 werd beëindigd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Verzoeker heeft op 2 februari 2022 beroep ingesteld, waarna verweerder op 10 maart 2022 op het bezwaar heeft beslist. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten tot proceskostenveroordeling.
In deze zaak is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker, en de rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Tevens heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 20 mei 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.