ECLI:NL:RBZWB:2022:2813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 3 december 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op zijn aanvraag van 1 oktober 2021, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verweerder heeft op 28 december 2021 medegedeeld dat de wettelijke beslistermijn is overschreden, wat voor rekening en risico van verweerder komt. Op 28 januari 2022 heeft verweerder een eerste deelbesluit genomen. Verzoeker heeft op 14 april 2022 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar de rechtbank ziet geen aanleiding tot veroordeling in de proceskosten, omdat niet is gebleken van kosten die verzoeker heeft gemaakt, anders dan het betaalde griffierecht van € 181,00.

De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor tot verweerder wenden. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 3 december 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn aanvraag van 1 oktober 2021 als bedoeld in artikel 6 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij brief van 28 december 2021 heeft verweerder medegedeeld dat de wettelijke beslistermijn is overschreden en dat deze overschrijding voor rekening en risico van verweerder komt.
Bij besluit van 28 januari 2022 heeft verweerder een eerste deelbesluit genomen.
Op 14 april 2022 heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
De rechtbank ziet echter geen aanleiding tot een veroordeling in de proceskosten, omdat de rechtbank niet is gebleken van kosten die verzoeker heeft gemaakt, anders dan het betaalde griffierecht van € 181,00.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 20 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.