In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 oktober 2019 in de gemeente Goes betrokken was bij een vechtpartij. De verdachte was niet ter zitting verschenen, waardoor verstek werd verleend. De officier van justitie, mr. A. El Mokhtari, heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan een samenscholing en vechten op een openbare plaats, zoals vastgelegd in de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Goes.
De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte inderdaad heeft gevochten, wat door drie verbalisanten is waargenomen. Echter, de kantonrechter heeft ook geconcludeerd dat de APV, en met name het vechtverbod, niet in overeenstemming is met hogere wetgeving, zoals het Wetboek van Strafrecht. De kantonrechter oordeelt dat de gemeente buiten haar bevoegdheid is getreden door een verbod op vechten op te nemen in de APV, aangezien dit in strijd is met de regels van het strafrecht. Hierdoor wordt het vechtverbod in deze zaak verbindende kracht ontzegd.
De kantonrechter heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor gemeenten om hun verordeningen in overeenstemming te brengen met hogere wetgeving en de beperkingen die daarbij gelden.