ECLI:NL:RBZWB:2022:2834

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
96-297109-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verbindende kracht van het vechtverbod in de Algemene plaatselijke verordening Goes

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 oktober 2019 in de gemeente Goes betrokken was bij een vechtpartij. De verdachte was niet ter zitting verschenen, waardoor verstek werd verleend. De officier van justitie, mr. A. El Mokhtari, heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan een samenscholing en vechten op een openbare plaats, zoals vastgelegd in de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Goes.

De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte inderdaad heeft gevochten, wat door drie verbalisanten is waargenomen. Echter, de kantonrechter heeft ook geconcludeerd dat de APV, en met name het vechtverbod, niet in overeenstemming is met hogere wetgeving, zoals het Wetboek van Strafrecht. De kantonrechter oordeelt dat de gemeente buiten haar bevoegdheid is getreden door een verbod op vechten op te nemen in de APV, aangezien dit in strijd is met de regels van het strafrecht. Hierdoor wordt het vechtverbod in deze zaak verbindende kracht ontzegd.

De kantonrechter heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor gemeenten om hun verordeningen in overeenstemming te brengen met hogere wetgeving en de beperkingen die daarbij gelden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 96-297109-19
vonnis van de kantonrechter van 25 mei 2022
tegen de strafbeschikking in de zaak van
de officier van justitie bij het parket CVOM
tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1986 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres]

1.Onderzoek van de zaak

Aan verdachte is met een op 27 december 2019 gedagtekende strafbeschikking een geldboete opgelegd van € 190,-- vanwege een op 13 oktober 2019 gepleegde overtreding..
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 mei 2022. Verdachte is niet ter zitting verschenen. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. A. El Mokhtari, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2019 in de gemeente Goes, op een openbare plaats,
te weten, de Sint Jacobstraat, heeft deelgenomen aan een samenscholing en/of zich
onnodig heeft opgedrongen en/of heeft gevochten en/of door uitdagend gedrag
aanleiding heeft gegeven tot ongeregeldheden, immers heeft hij, verdachte, toen
aldaar een ander persoon een kopstoot gegeven en vervolgens een rechterhoek,
tengevolge waarvan die persoon "out" is gegaan en op de grond is gevallen;
(art 2:1 lid 1 Algemene plaatselijke verordening Goes 2018)

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De kantonrechter is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ondanks dat mishandeling strafbaar is gesteld in artikel 300 Wetboek van Strafrecht, is er geen sprake van een dubbele strafbaarstelling. Het te beschermen belang van het in de APV opgenomen vechtverbod ziet immers op het tegengaan van verstoring van de openbare orde. Het onderdeel ‘vechten’ is in het verleden uit de APV gehaald, maar door een leemte in de handhaving van de openbare orde uiteindelijk toch weer teruggehaald in de APV, omdat als er geen aangifte wordt gedaan door het slachtoffer het voor de politie moeilijk is om strafrechtelijk op te treden. Zo’n soort situatie was in deze zaak ook aan de orde. Een vechtverbod in de APV maakt het dan toch mogelijk voor de politie om op te treden.
4.2
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3
Het oordeel van de kantonrechter
Gelet op de waarnemingen van drie verbalisanten dat het slachtoffer een kopstoot en een rechterhoek heeft gekregen waardoor hij out ging kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gevochten. Naar algemeen spraakgebruik en de definitie in Van Dale (het met blote handen of met wapens opnemen tegen elkaar) vallen dergelijke handelingen bij uitstek onder het begrip vechten. De kantonrechter acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gevochten. Ten aanzien van de ten laste gelegde samenscholing en/of dat verdachte zich onnodig heeft opgedrongen en/of door uitdagend gedrag aanleiding heeft gegeven tot ongeregeldheden bevat het dossier geen bewijsmiddelen. De kantonrechter zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
4.4
De bewezenverklaring
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 oktober 2019 in de gemeente Goes, op een openbare plaats, te weten, de Sint Jacobstraat, heeft gevochten, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar een ander persoon een kopstoot gegeven en vervolgens een rechterhoek, tengevolge waarvan die persoon "out" is gegaan en op de grond is gevallen.
De kantonrechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken

5.De strafbaarheid

Vervolgens ziet de kantonrechter zich voor de vraag gesteld of het feit strafbaar is en overweegt hiertoe als volgt. Op grond van artikel 121 Gemeentewet is de gemeente bevoegd tot het maken van (aanvullende) verordeningen, voor zover deze niet in strijd zijn met hogere regelingen. Uit rechtspraak volgt ook dat gelijkluidende bepalingen en duplicatie van een hogere regeling niet is toegestaan.
De kantonrechter moet beoordelen of het ‘vechtverbod’ dat volgt uit artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Goes 2018 (APV) zich verdraagt met het bepaalde in met name:
artikel 300 Wetboek van Strafrecht (Sr), mishandeling,
artikel 303 Sr, het verbod op deelnemen aan een aanval of vechterij en
artikel 141 Sr, openlijk geweld.
De verbodsbepaling in de APV staat in hoofdstuk 2 (openbare orde en afdeling 1) met als titel: samenscholing en ongeregeldheden, en luidt:
“Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.”
Gelet de uitleg van de Hoge Raad van het begrip mishandeling, namelijk het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, valt vechten daar per definitie bijna onder. Vechten zonder een dergelijke gewaarwording aan het lichaam te veroorzaken is nauwelijks denkbaar. In zoverre stelt de APV dezelfde gedragingen strafbaar zoals onder meer zijn opgenomen in artikelen 141, 300 en 303 Sr.
Voor zover de officier van justitie heeft betoogd dat de verbodsbepaling is ingegeven om strafrechtelijk optreden mogelijk te maken ondanks het feit dat geen aangifte is gedaan overweegt de kantonrechter als volgt. De genoemde artikelen uit het Wetboek van Strafrecht zijn geen klachtdelicten. Bij het ontbreken van aangifte wordt strafrechtelijk optreden in zoverre bemoeilijkt dat er een meestal belangrijk bewijsmiddel ontbreekt. Als het zo is dat de APV die bewijsnood tracht te ondervangen, dan is dat een aanwijzing dat ook het motief van de APV in het verlengde ligt van de strafbaarstellingen in het Wetboek van Strafrecht, en is de kantonrechter van oordeel dat ook dat motief buiten de gemeentelijke verordenende bevoegdheid valt.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de [Naam] buiten zijn verordende bevoegdheid is getreden door het vechtverbod op te nemen in de APV. Dit houdt in dat artikel 2:1, eerste lid van de APV voor zover dit het vechtverbod betreft, in deze zaak verbindende kracht wordt ontzegd. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De beslissing

De kantonrechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart
het bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter, mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van
mr. H. Holtgrefe griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 mei 2022.