ECLI:NL:RBZWB:2022:288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_4887
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk bewonen van een bijgebouw aan de [adres] in [plaatsnaam]. Tijdens de zitting op 30 november 2020 is het onderzoek geschorst. Op 21 september 2021 heeft het college de omgevingsvergunning op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten, ter hoogte van € 219,35, bestaande uit reiskosten, verzendkosten en griffierecht.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling beoordeeld aan de hand van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van tegemoetkomen aan verzoeker, omdat het college de omgevingsvergunning heeft ingetrokken op verzoek van de vergunninghouder en niet op basis van de beroepsgronden van verzoeker. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van proceskosten, en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 21 januari 2022. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4887 WABOA
uitspraak van 21 januari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2020 (bestreden besluit) van het college over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk bewonen van een bijgebouw aan de [adres] in [plaatsnaam] .
Op 30 november 2020 is het beroep ter zitting behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Bij besluit van 21 september 2021 heeft het college de verleende omgevingsvergunning op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Verzoeker vraagt vergoeding van € 219,35, bestaande uit een bedrag van € 11,20 aan reiskosten, € 27,15 voor verzending van aangetekende post, en € 181,00 aan griffierecht.
Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1.
Wat zegt de wet?
Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2.
Is sprake van tegemoetkomen?
Volgens vaste rechtspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) - de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken – is van tegemoetkomen sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker, aangezien het college de omgevingsvergunning op verzoek van de vergunninghouder heeft ingetrokken.
Nu naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat het college zijn standpunt niet heeft gewijzigd naar aanleiding van door verzoeker voorgedragen beroepsgronden en de intrekking van de omgevingsvergunning daarmee ook geen verband houdt, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoet komen, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.
Hieruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 21 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 5 september 2021, ECLI:NL:RVS:2012:BX6501.