ECLI:NL:RBZWB:2022:2897

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
02-391283 JE RK 21-2232
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van ondertoezichtstelling afgewezen na beoordeling van de situatie van de kinderen en de betrokken ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 mei 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, geboren in 2013 en 2017. De GI had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 4 november 2022, omdat er zorgen waren over de situatie van de kinderen en de ouders onvoldoende in staat leken om zelf de benodigde hulp te regelen. De ouders, die samen een ouderschapsplan hadden ondertekend, stelden echter dat zij in staat waren om de zorg voor de kinderen in het vrijwillige kader te regelen en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk was.

De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de kinderen zorgvuldig beoordeeld. Hoewel er zorgen waren, oordeelde de kinderrechter dat deze niet van dien aard waren dat een inmenging in de vorm van een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd was. De ouders hadden inmiddels stappen gezet in de communicatie en samenwerking, en de GI had zich niet actief opgesteld in conflicten tussen de ouders. De kinderrechter concludeerde dat de ouders in staat waren om zelf hulpverlening te regelen en dat de hulpverlening in een vrijwillig kader toereikend zou zijn.

Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022, en schriftelijk vastgesteld op 24 mei 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/391283 / JE RK 21-2232
Datum uitspraak: 9 mei 2022
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[naam 1],

geboren op 11 augustus 2013 te [geboorteplaats 1],
hierna te noemen: [voornaam 1],

[naam 2],

geboren op 19 oktober 2017 te [geboorteplaats 2],
hierna te noemen: [voornaam 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 3],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [naam 3],
advocaat: mr. M. Leimena, te Dordrecht,

[naam 4],

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. E. van Nuenen-Meulensteen, te Hilvarenbeek.

Het (verdere) procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 april 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- het op 22 april 2022 ontvangen plan van aanpak OTS van de GI;
- het door de beide ouders op 9 mei 2022 ondertekende ouderschapsplan.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam 1] en [voornaam 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam 1] en [voornaam 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 19 augustus 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam 1] en [voornaam 2] verlengd tot 4 november 2021.
Bij beschikking van 2 november 2021 heeft de kinderrechter die ondertoezichtstelling verlengd, met ingang van 4 november 2021 tot 4 mei 2022. Het resterende deel van het verzoek van de GI is door de kinderrechter aangehouden, in afwachting van een verslag van de GI over het verloop van de ondertoezichtstelling.
Bij beschikking van 26 april 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van 4 mei 2022 tot 18 mei 2022 verlengd en het verzoek van de GI voor het overige aangehouden. Deze korte verlenging heeft met instemming van de ouders plaatsgevonden, omdat het niet mogelijk was de zaak vóór de afloopdatum een mondelinge behandeling te plannen van het resterende verzoek.
Aan de kinderrechter ligt thans nog het verzoek van de GI voor om de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, te verlengen tot 4 november 2022.

De beoordeling

De GI heeft in haar brief van 22 maart 2022 naar voren gebracht dat in gesprek met de betrokken partijen is gebleken dat een schottenaanpak niet van de grond kwam en zodoende niet werkte. Beide ouders en hun advocaten gaven aan dat de ouders onderling communiceren en afspraken met elkaar kunnen maken. Naar aanleiding hiervan is door de GI de volgende afspraken gemaakt:
  • de ouders geven de GI meer zicht op de gehele situatie en hun communicatie door een groepswhatsapp met beide ouders en de jeugdbeschermers aan te maken. De GI leest mee;
  • de GI kan zicht krijgen/behouden door contact te houden met de school, de BSO en de betrokken hulpverlening;
  • starten door zorgaanbieder Basic Trust;
  • monitoren van politiemeldingen en meldingen bij Veilig Thuis;
  • het ouderschapsplan zou eind januari 2022 worden afgerond, zodat de GI kon monitoren hoe het zou verlopen en terug kon rapporteren aan de rechtbank dat er een ouderschapsplan zou liggen.
Nadien hebben de ouders een periode via Whatsapp afspraken gemaakt. Na een discussie op 11 maart 2022, heeft de moeder echter de groep verlaten en is de discussie voortgezet per e-mail. Het lukt de ouders niet meer om afspraken te maken en dat verwijten zij elkaar. Vanuit de BSO zijn op 11 maart 2022 zorgen aangegeven over het gedrag van [voornaam 1]. De GI wil dat Basic Trust wordt ingezet voor een uitgebreid onderzoek en behandeling. Tot op heden hebben beide ouders een intake gehad en de zorg is nog niet opgestart omdat beide ouders niet reageren op voorgestelde afspraken en zij de benodigde formulieren naar de zorgaanbieder niet retourneren. Dit is een herkenbaar patroon van beide ouders. Verder is het ouderschapsplan nog niet afgerond. In het verloop van de ondertoezichtstelling blijkt dat de ouders goede stappen kunnen zetten, maar zij hebben met regelmaat nodig dat de GI een mening geeft of een standpunt inneemt om zaken voor de kinderen te regelen. De GI acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om hulp voor de kinderen te realiseren, te continueren en te monitoren door de betrokken jeugdbeschermers. Daarnaast is het gedwongen kader noodzakelijk om een ouderschapsplan te realiseren. De GI heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de noodzakelijke hulpverlening in het vrijwillig kader wordt voortgezet. De ouders hebben regelmatig motivering en positionering van de betrokken jeugdbeschermers nodig om actie te ondernemen.
De vertegenwoordiger van de GI heeft hierop tijdens de mondelinge behandeling ter aanvulling gegeven dat Basic Trust inmiddels is gestart en dat verder gemonitord zal worden hoe de ouders uitvoering zullen gaan geven aan het inmiddels ondertekende ouderschapsplan. De GI acht een periode tot november 2022 nog nodig voordat de ondertoezichtstelling eventueel kan worden beëindigd. Er is onlangs nog teveel onrust geweest waarbij de ouders niet in staat waren tot overleg met elkaar. Het is een patroon tussen de ouders dat de communicatie een periode goed gaat en vervolgens een periode niet. Ook is de GI er niet van overtuigd dat de hulpverlening in een vrijwillig kader goed van de grond zal komen gezien het verloop van de ondertoezichtstelling waarbij de hulpverlening zichtbaar is vertraagd door het niet tijdig maken van afspraken en indienen van de benodigde formulieren.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder acht een verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. De ouders hebben inmiddels een ouderschapsplan ondertekend waarin zij afspraken met elkaar hebben vastgesteld. De moeder erkent dat de communicatie onlangs niet goed liep, maar het is niet de GI geweest die ervoor heeft gezorgd dat de communicatie vervolgens is hersteld. Ook heeft de GI zich in de afgelopen periode niet in de situatie gemengd wanneer er een conflict was tussen de ouders. Een ondertoezichtstelling heeft dan ook geen meerwaarde om de ouders te ondersteunen in de communicatie. Verder had de moeder een andere verwachting van de probleemstelling die als hulpvraag ligt onder het traject bij Basic Trust. Zij is bereid om dat traject af te maken, maar zij vindt het ook belangrijk dat er passende individuele hulp komt voor [voornaam 1]. De moeder denkt dat er bij [voornaam 1] mogelijk sprake is van kind-eigenproblematiek. Hier is verder onderzoek voor nodig, maar dit kan in het vrijwillige kader plaatsvinden. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is niet noodzakelijk. De moeder verzoekt het restverzoek van de GI dan ook af te wijzen.
Zijdens de vader is naar voren gebracht dat de ondertoezichtstelling weinig meerwaarde heeft en dat een verlenging hiervan niet noodzakelijk is. Hij is van mening dat niet langer aan de wettelijke gronden is voldaan. De ouders hebben inmiddels afspraken gemaakt en samen een ouderschapsplan ondertekend. Aan de afspraken die in het ouderschapsplan staan, wordt in de praktijk al langere tijd naar tevredenheid uitvoering gegeven, dus een monitoring hiervan is ook niet meer nodig. Daar komt bij dat wanneer de ouders problemen ondervinden in de uitvoering hiervan de GI hierin geen zichtbare rol vervult. Er heeft in november 2021 nog een gesprek met de GI plaatsgevonden, maar sindsdien niet meer. De ouders staan ervoor open om het traject van Basic Trust ook in het vrijwillige kader af te maken. Een kader van een ondertoezichtstelling is niet meer nodig. De ouders zijn in staat om het heft in eigen handen te nemen en zelf hulpverlening in te schakelen wanneer dat nodig is. Verder gaat het goed met de kinderen. Beide ouders vinden het belangrijk dat er voor [voornaam 1] passende begeleiding wordt gezocht. De vader verzoekt het resterende deel van het verzoek af te wijzen.
De kinderrechter overweegt dat aan hem nog voorligt het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen tot 4 november 2022. Gebleken is dat de ouders inmiddels een ouderschapsplan hebben ondertekend en dat zij geruime tijd uitvoering geven aan de co-ouderschapsregeling. Inmiddels is het traject door Basic Trust gaande en beide ouders hebben verklaard dat zij bereid zijn dit traject af te maken. De GI heeft aangegeven dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling in de kern met name zal zijn dat de situatie verder zal worden gemonitord. De kinderrechter is van oordeel dat, hoewel er nog wel zorgen zijn, deze zorgen niet van dien aard zijn die de inmenging rechtvaardigen die een ondertoezichtstelling met zich brengt. Onweersproken is dat als de ouders met elkaar in conflict komen, dat de GI zich hierin niet actief opstelt. Daar komt bij dat de afspraken tussen de ouders nu zijn vastgelegd in een ouderschapsplan en zij zich hier beiden aan dienen te houden. Ook is niet gebleken dat hulpverlening in een vrijwillig kader niet toereikend zou zijn. Beide ouders hebben verklaard open te staan voor hulpverlening en zij vinden ook beiden dat er voor [voornaam 1] moet worden onderzocht of zij een individueel traject van hulpverlening nodig heeft. De ouders worden in staat geacht dat zelf te regelen in het kader van de vrijwillige hulpverlening.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet langer aan de gronden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. Het resterende verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen zal dan ook worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterend verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022 door
mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
SB
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.