ECLI:NL:RBZWB:2022:2936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
C/02/396561 / KG ZA 22-157
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Delfri Facilities BV (hierna: Delfri) de Gemeente Etten-Leur (hierna: de Gemeente) gedagvaard in kort geding. De procedure is gestart naar aanleiding van een vaststellingsovereenkomst die op 15 maart 2022 tussen partijen is gesloten. Deze overeenkomst bevatte afspraken over de levering van een perceel, die oorspronkelijk op 18 april 2022 zou plaatsvinden, maar later is verplaatst naar 19 april 2022. Delfri vorderde in deze procedure dat de Gemeente onverkort en onvoorwaardelijk medewerking zou verlenen aan de levering op de nieuwe datum, met een dwangsom van € 1.000.000,00 bij niet-nakoming, alsook veroordeling in de proceskosten.

De Gemeente voerde verweer en stelde dat zij van plan was om medewerking te verlenen aan de levering, waardoor een dwangsom niet nodig zou zijn. Delfri had echter twijfels over de medewerking van de Gemeente, vooral na correspondentie waarin de Gemeente niet duidelijk bevestigde dat zij zou meewerken. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Delfri uiteindelijk toegewezen, omdat er voldoende aanleiding was om te twijfelen aan de medewerking van de Gemeente. De Gemeente werd veroordeeld tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en moest een dwangsom betalen indien zij niet aan de veroordeling voldeed. Daarnaast werd de Gemeente veroordeeld in de proceskosten van Delfri.

Het vonnis is uitgesproken door mr. Hermans op 14 april 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kosten aan de zijde van Delfri zijn begroot op € 1.435,33, met bijkomende kosten indien de Gemeente niet tijdig aan het vonnis voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/396561 / KG ZA 22-157
Vonnis in kort geding van 14 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELFRI FACILITIES BV,
gevestigd te Etten-Leur,
eiseres,
advocaat mr. C. Wiggers te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ETTEN-LEUR,
zetelend te Etten-Leur,
gedaagde,
advocaat mr. B.F.J. Bollen te Tilburg.
Partijen zullen hierna Delfri en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 april 2022 met productie 1;
  • de nagekomen producties 2 tot en met 4 van de zijde van Delfri;
  • de producties 1 tot en met 5 van de zijde van de Gemeente;
  • de mondelinge behandeling van 13 april 2022;
  • de pleitnota van Delfri;
  • het verzoek van Delfri tot aanhouding tot 25 april 2022;
  • het verzoek van Delfri van 14 april 2022 tot het wijzen van vonnis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 maart 2022 hebben partijen in het kader van een eerder kort geding een vaststellingsovereenkomst gesloten die is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting.
2.2.
Artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst luidt:

De notariële akte van levering zal plaatsvinden op 18 april 2022.
2.3.
Artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst luidt:

Delfri staat de Gemeente toe om voorafgaand aan de levering onderzoek te laten uitvoeren overeenkomstig productie 15 bij conclusie van antwoord; de uitkomst van dat onderzoek staat de levering niet in de weg.
2.4.
Partijen hebben nader afgesproken dat levering niet op 18 april 2022 zal plaatsvinden maar op 19 april 2022, aangezien 18 april 2022 Tweede Paasdag bleek te zijn.
2.5.
Nadien heeft correspondentie tussen partijen plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
Delfri vordert – samengevat – de Gemeente te veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst door te gebieden onverkort en onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan de levering op 19 april 2022, met oplegging van een dwangsom van € 1.000.000,00 en veroordeling van de Gemeente in de proceskosten en nakosten.
3.2.
De Gemeente voert verweer. Zij stelt dat een dwangsom niet nodig is omdat zij van plan is medewerking te verlenen aan de levering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Delfri stelt redenen te hebben om te twijfelen aan de medewerking van de Gemeente. Deze twijfel is gebaseerd op de correspondentie die partijen onlangs hebben gevoerd. Delfri stelt dat de Gemeente geen duidelijk antwoord geeft op de vraag te bevestigen dat er medewerking zal worden verleend. Pas op het moment dat Delfri heeft aangegeven een kort geding te willen beginnen, heeft de (advocaat van) de Gemeente bij brief van 12 april 2022 bevestigd medewerking te verlenen aan de levering. Deze toezegging is ter zitting herhaald. Delfri zag daarin aanleiding de zaak aan te houden tot 25 april 2022.
4.2.
Bij bericht van mr. Wiggers van 14 april 2022 stelt Delfri dat de Gemeente direct na de zitting heeft bericht dat zij verlof zal vragen tot het leggen van conservatoir beslag. Daarbij is het voorstel gedaan om in plaats daarvan voorwaarden te verbinden aan de levering. Delfri ziet hierin voldoende aanleiding om opnieuw te twijfelen aan de medewerking van de Gemeente. Vandaar dat Delfri alsnog vonnis heeft gevraagd.
4.3.
De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande voldoende aanleiding om de vordering van Delfri toe te wijzen.
4.4.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delfri worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,33
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
656,00
Totaal € 1.435,33

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de Gemeente tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en gebiedt de Gemeente onverkort en onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan het op 19 april 2022 passeren van de notariële leveringsakte ten behoeve van de levering van het perceel;
5.2.
veroordeelt de Gemeente om per 20 april 2022 aan Delfri een direct opeisbare dwangsom te betalen van € 1.000.000,00 indien de Gemeente niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
5.3.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van Delfri tot op heden begroot op € 1.435,33,
5.4.
veroordeelt de Gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MM