In deze zaak heeft de besloten vennootschap Delfri Facilities BV (hierna: Delfri) de Gemeente Etten-Leur (hierna: de Gemeente) gedagvaard in kort geding. De procedure is gestart naar aanleiding van een vaststellingsovereenkomst die op 15 maart 2022 tussen partijen is gesloten. Deze overeenkomst bevatte afspraken over de levering van een perceel, die oorspronkelijk op 18 april 2022 zou plaatsvinden, maar later is verplaatst naar 19 april 2022. Delfri vorderde in deze procedure dat de Gemeente onverkort en onvoorwaardelijk medewerking zou verlenen aan de levering op de nieuwe datum, met een dwangsom van € 1.000.000,00 bij niet-nakoming, alsook veroordeling in de proceskosten.
De Gemeente voerde verweer en stelde dat zij van plan was om medewerking te verlenen aan de levering, waardoor een dwangsom niet nodig zou zijn. Delfri had echter twijfels over de medewerking van de Gemeente, vooral na correspondentie waarin de Gemeente niet duidelijk bevestigde dat zij zou meewerken. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Delfri uiteindelijk toegewezen, omdat er voldoende aanleiding was om te twijfelen aan de medewerking van de Gemeente. De Gemeente werd veroordeeld tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en moest een dwangsom betalen indien zij niet aan de veroordeling voldeed. Daarnaast werd de Gemeente veroordeeld in de proceskosten van Delfri.
Het vonnis is uitgesproken door mr. Hermans op 14 april 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kosten aan de zijde van Delfri zijn begroot op € 1.435,33, met bijkomende kosten indien de Gemeente niet tijdig aan het vonnis voldoet.