In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap die een caférestaurant exploiteert, een huurkorting op basis van de door de overheid opgelegde maatregelen omtrent de COVID-19-pandemie. De huurovereenkomst is gesloten voor 15 maart 2020, en de eiseres stelt dat zij recht heeft op een huurkorting die verder gaat dan de reeds door de gedaagde, Inbev Nederland B.V., verstrekte korting. De kantonrechter heeft de procesgang en de relevante stukken in overweging genomen, waaronder eerdere vonnissen en de gewijzigde eis van de eiseres. De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheden rondom de coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheden kunnen worden aangemerkt, waardoor de huurovereenkomst kan worden aangepast op basis van artikel 6:258 BW.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres gedurende de pandemie (gedeeltelijk) gesloten is geweest en dat de omzet van de horeca in de zomer van 2020 niet significant hoger was dan in voorgaande jaren, ondanks de versoepelingen. De kantonrechter heeft de berekening van de huurkorting gebaseerd op de 'vastelastenmethode' en heeft de invloed van de nachtopenstelling van de eiseres in de berekening meegenomen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres gedeeltelijk toegewezen, waarbij de huurkorting over de periode van 15 maart 2020 tot en met 31 december 2021 is vastgesteld. Tevens is bepaald dat de eiseres de teveel betaalde huur mag verrekenen met toekomstige huurbetalingen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten, en de proces- en nakosten zijn gecompenseerd.