ECLI:NL:RBZWB:2022:2952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
C/02/380498 FA RK 20-6774
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van gemeenschappelijke goederen met betrekking tot onroerend goed in Suriname

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding van een echtpaar dat in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd. De vrouw verzocht om echtscheiding en om de man als huurder van de echtelijke woning aan te wijzen. Daarnaast vroeg zij om de verdeling van de gemeenschappelijke goederen, waaronder onroerend goed in Suriname. De man verzocht om de woning in Suriname aan hem toe te delen en stelde dat de vrouw de gemeenschap had benadeeld door een bedrag van € 14.000,= aan hun dochter te schenken zonder zijn instemming.

De rechtbank oordeelde dat de vrouw de gemeenschap had benadeeld, omdat zij geen bewijs had geleverd dat de schenking niet schadelijk was voor de gemeenschap. De rechtbank bepaalde dat de vrouw € 7.000,= aan de man moest betalen als gevolg van deze benadeling. Tevens oordeelde de rechtbank dat de man € 25.000,= aan de vrouw moest betalen, omdat hij geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de vrouw de gemeenschap had benadeeld door een bedrag van € 50.000,= van een bankrekening af te boeken. De rechtbank gelastte de verkoop van het onroerend goed in Suriname en bepaalde dat partijen binnen vier weken een erkende makelaar moesten aanwijzen.

De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitgesproken door mr. van Leuven en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/380498 FA RK 20-6774
beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.P.J. Brouwers,
en
[man],
wonende te [woonplaats2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A. Elias.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 22 december 2020 van de vrouw ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de op 19 april 2021 van de man ontvangen referteverklaring;
- het op 19 april 2021 van de vrouw ontvangen aanvullend c.q. wijziging verzoekschrift met bijlagen;
- het op 15 juni 2021 van de man ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 23 juli 2021 van de vrouw ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek met bijlagen;
- de F9-formulieren van de zijde van de vrouw van 7 januari 2022 en 20 januari 2022 met bijlagen;
- de F9-formulieren van de zijde van de man van 13 januari 2022 en 11 april 2022 met bijlagen;
- de op 14 april 2022 van de vrouw ontvangen wijziging van haar verzoek met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 28 april 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen;
- zij hebben de Nederlandse nationaliteit;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt thans, na wijziging van haar verzoek, samengevat,
- echtscheiding;
- bepaling dat de man de huurder van de echtelijke woning zal zijn;
- vaststelling van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen op de door haar in het aanvullend verzoek van 19 april 2021 omschreven wijze – met uitzondering van punt 11 (onroerend goed in Suriname) – en te bepalen dat de man de informatie dient te verschaffen en de stukken in het geding dient te brengen, zoals opgesomd in punt 13 van het aanvullend verzoek, op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag dan wel gedeelte van een dag dat de man in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,=;
- ter zake de verdeling van het onroerend goed in Suriname te beslissen zoals door haar in het gewijzigd verzoek van 14 april 2022 is omschreven en door haar ter zitting is aangepast.
3.2.
De man verzoekt, samengevat,
- de woning en grond staande en gelegen aan [onroerend goed Suriname] aan hem toe te delen alsmede alle schulden die hiermee op dit moment nog samenhangen;
- te bepalen dat de vrouw een bedrag van € 14.000,= aan hem verschuldigd is wegens het benadelen van de gemeenschap conform artikel 3:194 lid 2 BW;
- te bepalen dat partijen ten aanzien van de inboedel over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en de man de twee auto’s zonder nadere verrekening toegedeeld krijgt.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek tot
- echtscheiding;
- toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan de man;
liggen als op de wet gegrond en niet weersproken voor toewijzing gereed.
Verdeling
4.2.
Partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Bij de verdeling van deze gemeenschap moet als uitgangspunt worden aangenomen dat partijen in gelijke mate delen in de goederen van de gemeenschap, terwijl ieder de schulden van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
Peildatum
4.3.
De gemeenschap van goederen is op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en sub b BW ontbonden op de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank, te weten 22 december 2020. Die datum is ook bepalend voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap.
De peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap is in beginsel de datum waarop de feitelijke verdeling plaatsvindt, tenzij partijen anders overeenkomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangehouden. Van deze peildata zal ook in het onderstaande worden uitgegaan, tenzij daarvan ambtshalve of op verzoek van partijen uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Samenstelling gemeenschap
4.4.
De gemeenschap bestond op de peildatum van 22 december 2020, volgens opgave van partijen zelf, uit de volgende bestanddelen:
a. Onroerend goed in Suriname
b. Inboedel
c. Auto’s
d. Bankrekeningen.
Daarnaast bestond er op de peildatum volgens de man een schuld aan zijn zus.
Ad a, onroerend goed in Suriname, bestaande uit twee percelen grond met bebouwing, aan [onroerend goed Suriname]
4.5.
De man stelt dat hij met een geldlening van zijn zus de woning in Suriname heeft laten bouwen en dat deze schuld er nog is. De vrouw betwist dat er een geldlening bestaat. De standpunten van partijen, zoals in de stukken opgenomen, zijn ter zitting nader toegelicht.
4.6.
De rechtbank begrijpt de verzoeken van de vrouw en van de man, zoals besproken ter zitting, thans als volgt.
4.7.
De vrouw verzoekt nu primair partijen te bevelen medewerking te verlenen aan de verkoop van het onroerend goed in Suriname en wel als volgt. Partijen wijzen binnen vier weken na de datum van afgifte van deze beschikking gezamenlijk een erkende makelaar in Suriname aan die de verkoop van het onroerend goed ter hand zal nemen. De (vraag- en laat) prijs wordt zo mogelijk in overleg tussen partijen bepaald, waarbij partijen vervolgens op basis van de adviezen van de makelaar zo nodig de prijs zullen bijstellen. Partijen zullen beiden hun volledige medewerking geven aan verkoop en levering en alle rechtshandelingen verrichten die nodig zijn om tot verkoop en levering van het onroerend goed te komen. De verkoopopbrengst, verminderd met de makelaarskosten en de met de verkoop gemoeide kosten, dient tussen partijen bij helfte te worden gedeeld.
De vrouw verzoekt subsidiair, indien de man zijn medewerking niet verleent aan het aanstellen van een makelaar dan wel in de vervolgfase nalaat zijn medewerking te verlenen aan het traject dat hiervoor is beschreven, haar vervangende toestemming te verlenen om mede namens de man al die (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn om tot verkoop en levering van het onroerend goed in Suriname te geraken.
4.8.
De man heeft zijn verzoek ter zitting ook aangepast. Hij heeft verklaard dat, indien de door hem gestelde schuld aan zijn zus niet zou worden meegenomen door de rechtbank en de woning in Suriname schuldenvrij zou zijn, hij niet in staat is om deze woning, zoals hij dat het liefst zou willen, over te nemen. In dat geval zal hij zich ook met de vrouw inspannen om tot verkoop van de woning te komen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat van een schuld van de man aan zijn zus geen sprake is, gelet op met name de laatste stukken bij het gewijzigd verzoek van de vrouw van 14 april 2022. Ook van een schuld aan een aannemer, zoals door de man ter zitting (nader) is aangevoerd, is niets gebleken zodat de rechtbank ook deze schuld, die overigens ook onbepaald is, niet meeneemt. Nu de man ter zitting heeft verklaard dat hij in dat geval de woning niet kan overnemen, betekent dit dat de woning in de verkoop dient te worden gegeven.
4.10.
Partijen dienen ten behoeve van de verkoop van het onroerend goed binnen vier weken na de datum van deze beschikking gezamenlijk een erkende makelaar in Suriname aan te wijzen en een verkoopopdracht te verstrekken. Het advies van de makelaar ten aanzien van de vraag- en laatprijs is bindend voor partijen. Partijen dienen het bemiddelingscontract (opdracht tot verkoop) binnen twee weken na aanbieding hiervan door de makelaar te ondertekenen. Partijen dienen ieder de helft van de makelaarskosten te voldoen. Zij dienen hun volledige medewerking te verlenen aan verkoop, begeleiding, bezichtigingen -waarbij geen van partijen aanwezig zal zijn of beiden tezamen- en alle verdere handelingen die nodig zijn om de woning te verkopen. Partijen dienen de verkoopovereenkomst op verzoek van de makelaar dan wel de in te schakelen notaris dan wel een andere officiële vertegenwoordiger in Suriname die daartoe gemachtigd is, terstond te ondertekenen en alle rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn om tot verkoop en levering van het onroerend goed te komen. De verkoopopbrengst, waarbij uitsluitend de kosten die verband houden met de verkoop en levering kunnen worden verrekend, zal tussen partijen bij helfte worden verdeeld.
4.11.
De rechtbank zal, voor het geval de man niet zal meewerken aan een van de genoemde handelingen, de vrouw vervangende toestemming verlenen de opdracht tot verkoop namens de man te ondertekenen, de verkoopovereenkomst namens hem te ondertekenen en de leveringshandelingen namens hem te verrichten. Hierbij heeft te gelden dat de vrouw de man eerst in gebreke dient te stellen en de gelegenheid dient te geven binnen zeven dagen zijn medewerking alsnog te verlenen. De schriftelijke mededeling van de makelaar dan wel de in te schakelen notaris dan wel een andere officiële vertegenwoordiger in Suriname die daartoe gemachtigd is, dat de man niet tot ondertekening van de benodigde stukken bereid is, bepaalt het moment waarop de vrouw de man in gebreke zal stellen. Indien de man na afloop van genoemde termijn van zeven dagen niet alsnog de stukken heeft ondertekend, zal de vrouw namens de man kunnen ondertekenen.
Ad b Inboedel
4.12.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de man de spullen van de vrouw die nog in de woning in [woonplaats2] aanwezig zijn op een nette manier aan haar zal overhandigen. Het kan daarbij gaan om kleding en schoenen van de vrouw en eventuele foto’s.
Ad c Auto’s, Dacia Duster en Hyundai
4.13.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de man deze auto’s binnen vier weken na de datum van deze beschikking zal laten taxeren door een onafhankelijke taxateur en dat hij na opgave van de waardes de helft hiervan aan de vrouw zal vergoeden zonder verdere verrekening.
Ad d Bankrekeningen
4.14.
Partijen hadden op de peildatum de volgende bankrekeningen.
- [rekeningnummer] ten name van de vrouw
- [rekeningnummer2] ten name van de vrouw
- [rekeningnummer3] ten name van de man
- [rekeningnummer4] ten name van de man
- [rekeningnummer5] ten name van de man.
4.15.
Ten aanzien van deze bankrekeningen zijn partijen het in die zin eens geworden dat de saldi per peildatum bij helfte tussen hen zullen worden verdeeld. Zij zijn het eens over de volgende saldi op de peildatum:
- [rekeningnummer2] ten name van de vrouw, saldo € [bedrag]
- [rekeningnummer3] ten name van de man, saldo € [bedrag]
- [rekeningnummer5] ten name van de man, saldo € [bedrag] .
Partijen zullen ieder de op zijn/haar naam staande bankrekeningen voortzetten.
4.16.
Partijen zijn ten aanzien van het saldo op de peildatum van de volgende twee bankrekeningen blijven verschillen van inzicht: [rekeningnummer] ten name van de vrouw en [rekeningnummer4] ten name van de man.
4.17.
Met betrekking tot de bankrekening [rekeningnummer] stelt de vrouw dat het saldo op de peildatum € 1.078,= bedroeg, waarvan de helft aan de man toekomt. Zij stelt dat zij een bedrag van € 14.000,= met instemming van de man aan hun dochter en schoonzoon heeft geschonken. De man stelt dat moet worden uitgegaan van een saldo op de peildatum van € 15.078,=. Hij voert aan dat de vrouw zonder zijn instemming het bedrag van € 14.000,= heeft overgeboekt. Hij beroept zich op benadeling van de gemeenschap op grond van artikel 3:194 lid 2 BW.
De rechtbank vat de stelling van de man aldus op dat hij beoogt te stellen dat de vrouw de gemeenschap heeft benadeeld als bedoeld in artikel 1:164 BW. Hiermee volgt de rechtbank de man niet in zijn (primaire) stelling dat de vrouw dit bedrag heeft verzwegen als bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW. Nu gebleken is dat de vrouw de overboeking van € 14.000,= heeft verricht binnen zes maanden voordat zij het verzoek tot echtscheiding heeft ingediend, gaat de rechtbank uit van een vermoeden van benadeling, zodat het aan de vrouw is om aan te tonen dat zij de boedel niet heeft benadeeld. Nu de vrouw geen bewijs heeft aangeboden, dient zij het bedrag van € 14.000,= te vergoeden aan de gemeenschap. Dit betekent dat de vrouw aan de man de helft van dit bedrag, zijnde € 7.000,=, dient te voldoen. De rechtbank volgt de man niet in zijn stelling dat het gehele bedrag van € 14.000,= aan hem toekomt.
4.18.
Met betrekking tot de bankrekening [rekeningnummer4] stelt
de man dat het saldo op de peildatum € 4.593,88 was, waarvan de helft aan de vrouw toekomt. De vrouw stelt dat het saldo op deze rekening op de peildatum € 70.000,= bedroeg en dat de helft hiervan aan haar toekomt.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is voor de rechtbank vast komen te staan dat, als er ongeveer € 70.000,= aan spaargeld zou zijn geweest, wat de vrouw stelt, partijen ongeveer € 20.000,= hebben ingeteerd tijdens hun huwelijk en voorafgaand aan de peildatum. Er resteert dan nog een bedrag van € 50.000,=, waarvan de man stelt dat hij dat bedrag heeft geleend om een woning te kopen in Suriname. Die koop ging volgens de man niet door. Hij stelt dat hij dat bedrag heeft moeten terugbetalen en heeft stukken overgelegd van die geldlening. De vrouw heeft het bestaan van die lening en de rechtsgeldigheid van de stukken betwist.
De rechtbank stelt vast dat de man het bedrag van € 50.000,= van de rekening heeft afgeboekt kort voordat het verzoek tot echtscheiding is ingediend. De rechtbank vat de stelling van de vrouw dan ook zo op dat zij een verzoek doet op benadeling van de gemeenschap. Nu de overboeking binnen zes maanden voorafgaand aan het indienen van het echtscheidingsverzoek is gedaan, gaat de rechtbank uit van het bewijsvermoeden dat de man de geldleningsconstructie heeft opgezet om de gemeenschap te benadelen. Nu de man geen bewijsaanbod heeft gedaan, zal de rechtbank bepalen dat de man aan de vrouw de helft van het bedrag van € 50.000,=, aldus € 25.000,=, dient te voldoen.
Overige verzoeken
4.19.
Aan de verzoeken van de vrouw op grond van artikel 843a Rv komt de rechtbank, gelet op het bovenstaande, niet toe. Deze verzoeken zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.20.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [huwelijksdatum] in de gemeente [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man vanaf de dag dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de echtelijke woning, gelegen aan [adres] ) te [woonplaats2] ;
gelast, uitvoerbaar bij voorraad, de verkoop en de wijze van verdeling van het onroerend goed in Suriname zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.10;
verleent de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad, voor het geval de man niet zal meewerken aan verkoop en levering van het onroerend goed in Suriname, vervangende toestemming als onder rechtsoverweging 4.11 is opgenomen, waarvan de tekst als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
gelast, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de overige gemeenschappelijke goederen van partijen op de wijze zoals vermeld in de rechtsoverwegingen 4.12 tot en met 4.15;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw aan de man een bedrag van € 7.000,= dient te voldoen, zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.17;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man aan de vrouw een bedrag van € 25.000,= dient te voldoen, zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.18;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. van Leuven en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op .
cvdv
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.