In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding van een echtpaar dat in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd. De vrouw verzocht om echtscheiding en om de man als huurder van de echtelijke woning aan te wijzen. Daarnaast vroeg zij om de verdeling van de gemeenschappelijke goederen, waaronder onroerend goed in Suriname. De man verzocht om de woning in Suriname aan hem toe te delen en stelde dat de vrouw de gemeenschap had benadeeld door een bedrag van € 14.000,= aan hun dochter te schenken zonder zijn instemming.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw de gemeenschap had benadeeld, omdat zij geen bewijs had geleverd dat de schenking niet schadelijk was voor de gemeenschap. De rechtbank bepaalde dat de vrouw € 7.000,= aan de man moest betalen als gevolg van deze benadeling. Tevens oordeelde de rechtbank dat de man € 25.000,= aan de vrouw moest betalen, omdat hij geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de vrouw de gemeenschap had benadeeld door een bedrag van € 50.000,= van een bankrekening af te boeken. De rechtbank gelastte de verkoop van het onroerend goed in Suriname en bepaalde dat partijen binnen vier weken een erkende makelaar moesten aanwijzen.
De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitgesproken door mr. van Leuven en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.