ECLI:NL:RBZWB:2022:2972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2477
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van units voor arbeidsmigranten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van units op het perceel [adres 1] 53 te [plaatsnaam] beoordeeld. De vergunning, verleend op 17 december 2020, betreft de huisvesting van arbeidsmigranten. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.H.E.J. Wijnen, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen de vergunning in stand heeft gelaten met een besluit op 29 april 2021. De rechtbank heeft op 19 april 2022 de zaak behandeld, waarbij ook deskundigen en vertegenwoordigers van de vergunninghoudster aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat eiseres alternatieve locaties heeft aangedragen voor de plaatsing van de units, maar dat deze alternatieven niet voldoende zijn afgewogen door het college. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat de argumenten van eiseres niet opwegen tegen de verleende vergunning. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghoudster de units in een U-vorm heeft geplaatst, wat zorgt voor minder overlast en een betere privacy voor omwonenden. De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning in stand blijft en verklaart het beroep ongegrond, zonder dat eiseres recht heeft op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2477 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.E.J. Wijnen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen(het college).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam vergunninghoudster]uit [plaatsnaam] (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. H.G.M. van der Westen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning van 17 december 2020 voor het plaatsen van units op het perceel [adres 1] 53 te [plaatsnaam] voor het huisvesten van arbeidsmigranten.
Met het bestreden besluit van 29 april 2021 op het bezwaar van eiseres heeft het college de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar gemachtigde en deskundige ing. A.H. Rossum, mr. S.I. Eskens en mr. D. van Dijck namens het college en namens vergunninghoudster [naam vertegenwoordiger] en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het college redelijkerwijs de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en de omgevingsvergunning in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat zijn de feiten?
1. Op 16 oktober 2020 heeft het college een vergunningaanvraag ontvangen voor het plaatsen van units op het perceel [adres 1] 53 te [plaatsnaam] voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Het college heeft deze omgevingsvergunning verleend.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Het perceel van vergunninghoudster met daarop het kassencomplex, bijbehorende trayvelden en loods grenst aan het perceel met het bedrijf en de bedrijfswoning van eiseres. De woonunits voor arbeidsmigranten staan op 5,75 meter van de perceelgrens. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 5 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in het verzoek om voorlopige voorziening (BRE 21/669 WABO VV) en het verzoek afgewezen.
Vervolgens heeft een hoorzitting voor de bezwaarschriftencommissie plaatsgevonden. Bij bestreden besluit heeft het college, in afwijking van het uitgebrachte advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Had het college de omgevingsvergunning moeten weigeren vanwege alternatieve locaties?
2. Eiseres heeft betoogd dat er alternatieve locaties zijn waar een gelijkwaardig resultaat mee kan worden bereikt met aanzienlijk minder bezwaren. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres drie alternatieve locaties naar voren gebracht, namelijk: (1) plaatsing van de units op de locatie aan de [adres 2] , (2) plaatsing van de units achter de kas aan de zijde van de [adres 3] en (3) plaatsing van de units aan de voorzijde van de kas aan de zijde van de [adres 3] nabij het laad- en lospunt. Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat het college de alternatieven niet voldoende heeft afgewogen. De bezwaarschriftencommissie heeft zich bovendien ook op het standpunt gesteld dat met de alternatieven een gelijkwaardig resultaat met aanmerkelijk minder bezwaren kan worden bereikt. Verder heeft eiseres een vierde alternatief aangedragen, namelijk het plaatsen van de units in een andere opstelling dan de u-vorm. In dat geval zou de overlast voor eiseres geminimaliseerd worden, aangezien de twee units die nu het dichtst bij het perceel van eiseres staan, worden opgeschoven in de richting van de loods en de straatzijde.
2.1
Uit jurisprudentie van de AbRS [1] volgt dat het bestuursorgaan dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Indien het plan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts leiden tot weigering van een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van die alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
2.2
De rechtbank merkt op dat, naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie dat er meerdere reële alternatieven zijn, het college in de beslissing op bezwaar alle alternatieven opnieuw heeft afgewogen en uitgebreid zijn standpunt heeft gemotiveerd.
2.3
De rechtbank overweegt dat met de eerste twee alternatieve locaties geen gelijkwaardig resultaat met aanzienlijk minder bezwaren kan worden bereikt, aangezien deze locaties in strijd zijn met het beleid om niet in ‘de tweede lijn’ (achter de bebouwing) te bouwen. Daarnaast is op de eerste alternatieve locatie aan de [adres 2] een trayveld met ondergrondse put gerealiseerd, waar allerlei leidingen bij elkaar komen. Het verleggen van het trayveld en leidingen zou een grote ingreep zijn. De grote pomp die daar ligt veroorzaakt ook veel geluid, zodat er geen units in de nabijheid kunnen komen. Gebruikmaking van de tweede alternatieve locatie achter de kas zou betekenen dat vergunninghoudster productieruimte moet inleveren. Daarnaast is op deze locatie geen riolering aangelegd en geen geschikte ontsluitingsweg gerealiseerd. Bovendien ligt het niet in de rede dat, zouden beide locaties al in aanmerking komen voor plaatsing van de units, hiertegen door omwonenden en andere belanghebbenden aanzienlijk minder bezwaren zouden worden opgeworpen dan tegen de realisatie van de units aan de [adres 1] 53 te [plaatsnaam] .
2.4
Naast het college stelt de deskundige van eiseres zich op het standpunt dat de derde alternatieve locatie nabij het laad- en lospunt niet uitvoerbaar is. Nu eiseres de stelling van de deskundige niet heeft weersproken, zal de rechtbank deze locatie buiten beschouwing laten.
2.5
Met betrekking tot het vierde alternatief overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel de deskundige van eiseres pas in zijn alternatievenstudie deze mogelijkheid heeft genoemd, heeft het college toch uitgebreid schriftelijk kunnen reageren. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk om dit alternatief te bespreken. Het standpunt van het college dat de door eiseres gewenste opstelling niet geschikt is omdat de units juist in de aangevraagde opstelling zijn gesitueerd zodat de minste overlast wordt veroorzaakt, namelijk in een U-vorm met binnenpleintje, kan de rechtbank volgen. Aannemelijk is dat een U-vorm met binnenpleintje voor meer privacy en rust voor omwonenden zorgt.
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Wordt het woon- en ondernemingsklimaat onevenredig aangetast?
3. Eiseres heeft aangevoerd dat ten onrechte bij het onderzoek naar het woon- en leefklimaat niet is ingegaan op het geluid dat afkomstig is van het tuinbouwbedrijf van vergunninghoudster, waardoor het woon- en leefklimaat van de arbeidsmigranten wordt aangetast. Bovendien zullen zij zich vanwege het geluid verplaatsen richting de erfgrens en zelf geluidsoverlast veroorzaken. Ook is in het onderzoek ten onrechte niet ingegaan op de richtafstand voor geluid. Daarnaast heeft eiseres direct zicht op de woonunits vanaf haar tuin en vreest daardoor voor de aantasting van haar privacy.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat het woon- en leefklimaat van de arbeidsmigranten (onevenredig) zal worden aangetast. Uit het memo van Stantec van 8 april 2022 volgt dat de voornaamste geluidsbronnen van de aardbeienkwekerij van vergunninghoudster niet zullen leiden tot geluidsoverlast. Zo vinden de verkeersbewegingen van en naar de bedrijfsloods gedurende de werktijden van de arbeidsmigranten plaats. Het laaddock en het vulpunt van de CO2-tank bevinden zich verder op grote afstand van de woonunits. Daarnaast worden de verwarmingsketel, die in het ketelhuis tegenover de woonunits staat, en de CO2-ventilator niet tijdens de (avond- en) nachtperiode gebruikt. Ook blijkt uit het memo dat de geluidsbronnen van het tuinbouwbedrijf van eiseres niet zullen leiden tot geluidsoverlast voor de arbeidsmigranten. De verkeersbewegingen kunnen als de voornaamste geluidsbron worden gezien. De inrit naar de loods en het erf bevindt zich echter op ongeveer 33 meter van de woonunits. Daarnaast vinden de kleinschalige nevenactiviteiten, zoals het maisdoolhof, boerengolf en de bloemenpluktuin, overdag plaats en deze activiteiten veroorzaken weinig lawaai. Het maisdoolhof ligt bovendien op een afstand van 40 meter van de woonunits. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het memo. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat eiseres als gevolg van de omgevingsvergunning wordt beperkt in haar bedrijfsvoering of uitbreidingsmogelijkheden. De rechtbank komt niet toe aan bespreking van het relativiteitsvereiste.
3.2
Nu de gestelde geluidsoverlast vanwege bedrijfsactiviteiten van vergunninghoudster niet aannemelijk is, is evenmin aannemelijk dat de arbeidsmigranten zich naar de erfgrens zullen begeven en zodanige geluidsoverlast zullen veroorzaken dat het woon- en leefklimaat van eiseres (onevenredig) zal worden aangetast. De woonunits zijn verder in een U-vorm geplaatst waardoor er een binnenpleintje ontstaat en er vanwege deze specifieke opstelling minder geluidsoverlast zal zijn.
3.3
Voor wat betreft de richtafstanden voor geluid uit de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-brochure) overweegt de rechtbank als volgt. Volgens de aanvraag gaat het om huisvesting van arbeidsmigranten in de vorm van logies. De arbeidsmigranten hebben hun hoofdverblijf elders. Uit de vergunningvoorwaarden (Bijlage C bij de omgevingsvergunning) volgt dat de arbeidsmigranten per jaar maximaal zes maanden in de units mogen verblijven. Hieruit volgt ook dat het om drie periodes gaat van maximaal 1½ tot 2½ maand en niet om zes maanden aaneengesloten. Dit betekent dat het kortdurende verblijf van de arbeidsmigranten geen woonkarakter heeft. Nu geen sprake is van een woonfunctie maar logiesfunctie, die in de VNG-brochure niet (of minder) als gevoelige functie wordt beschouwd, zijn de richtafstanden uit de VNG-brochure in beginsel niet van toepassing. Dit neemt overigens niet weg dat in dit geval voldaan is aan de, niet in geschil zijnde, richtafstand voor geluid van 30 meter. De bedrijfswoning van eiseres bevindt zich namelijk op 37 meter afstand van de woonunits.
3.4
Met betrekking tot de vrees voor aantasting van de privacy overweegt de rechtbank als volgt. De bedrijfswoning van eiseres bevindt zich op 37 meter afstand van de woonunits. De woonunits zijn in een U-vorm opgesteld waardoor er een binnenpleintje ontstaat die niet of nauwelijks zichtbaar is vanaf het perceel van eiseres. Vergunninghoudster heeft in overeenstemming met de tekening behorende bij de aanvraag een schutting en haag geplaatst. De haag zal nog verder groeien tot ongeveer 2 meter hoog waardoor het zicht en daarmee de aantasting van privacy aanzienlijk zullen worden verminderd of zelfs zullen verdwijnen. Een (ernstige) aantasting van de privacy is dan ook niet te verwachten.
3.5
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat de omgevingsvergunning zal leiden tot (onevenredige) aantasting van het woon- of leefklimaat van de arbeidsmigranten dan wel van eiseres.

Conclusie

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 31 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
M.H.C. van Spreuwel, griffier
R.A. Karsten-Badal, rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingrecht (Wabo)
Artikel 2.1:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Art. 2.10:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen
Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 4:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Bestemmingsplan
Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘ [plaatsnaam] buitengebied’ heeft het perceel de bestemming ‘Agrarisch’ met de functieaanduiding ‘Glastuinbouw’.
Artikel 3: “Agrarisch”
3.1
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
en tevens voor:
b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': glastuinbouw als hoofdtak;
g. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf;
h. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;
i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Beleidsregels ‘Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten 2019’
Een afwijking wordt slechts toegepast ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.
a. Huisvesting vindt plaats ter plaatse van de bestemming Agrarisch.
b. Aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent de voorwaarde inzake de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf advies in bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
c. In een bedrijfswoning is huisvesting van arbeidsmigranten alleen toegestaan in combinatie met de functie van bedrijfswoning.
d. Huisvesting van arbeidsmigranten mag geen aanzienlijke nadelige effecten hebben voor bedrijven in de omgeving.
e. De huisvesting bedraagt maximaal 6 maanden per kalenderjaar.
f. De huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op de agrarische bedrijfslocatie waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
g. De huisvesting vindt plaats binnen het bouwvlak, in gebouwde bebouwing of in woonunits, met dien verstande dat:
1. de gezamenlijke oppervlakte van een inpandige voorziening maximaal 500 m² bedraagt;
2. woonunits zijn toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak, tot een oppervlakte die nodig is om te voorzien in de behoefte van de agrarische bedrijfslocatie.
h. De bouwhoogte van woonunits bedraagt maximaal 3,0 meter.
i. De afstand tussen woonunits en de perceelgrenzen bedraagt minimaal 5 meter.
j. Er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd.
k. De huisvesting dient te voldoen aan de SNF-norm.
l. De huisvesting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar.
m. Afwijking mag niet leiden tot:
1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
n. Met de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst afgesloten waarbij afspraken worden gemaakt over eventuele planschade.
o. De hierna opgenomen algemene bepalingen zijn tevens van toepassing.