ECLI:NL:RBZWB:2022:2983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
397423
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gezinsdynamiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 mei 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er momenteel geen contact is tussen [minderjarige] en haar moeder, terwijl de vader, die geen gezag heeft, wel beschikbaar is voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de vader als belanghebbende aangemerkt, gezien de rol die hij speelt in het leven van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen voor twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden toegewezen. De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat het in het belang van [minderjarige] is om in een veilige omgeving te blijven, waar zij de nodige zorg en begeleiding ontvangt.

Het procesverloop toont aan dat de GI op 11 mei 2022 een verzoek heeft ingediend, dat op 12 mei 2022 bij de griffie is ingekomen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden rondom de situatie van [minderjarige] in overweging genomen, waaronder haar psychische problematiek en de noodzaak voor continuïteit in haar zorg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel goed functioneert in haar huidige verblijfplaats en dat het belangrijk is dat zij daar blijft totdat haar toekomstperspectief duidelijker is.

De kinderrechter heeft ook de wens van [minderjarige] om contact met haar vader te hebben en haar toekomst in Breda te bespreken, meegenomen in de beslissing. De moeder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar heeft wel haar zorgen geuit over het gebrek aan communicatie over de situatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de communicatie met de moeder te verbeteren en ervoor te zorgen dat de belangen van [minderjarige] voorop staan in alle beslissingen die worden genomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummers: C/02/397423 JE RK 22-817 & C/02/388844 JE RK 21-1735
Datum uitspraak: 16 mei 2022
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing
in de zaken van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. C.G.A. Mattheussens, advocaat te Roosendaal,

[vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
C/02/397423 JE RK 22-817
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 12 mei 2022.
C/02/388844 JE RK 21-1735
- de beschikking van de kinderrechter van 20 januari 2022 en alle daarin genoemde stukken.
Op 16 mei 2022 heeft de kinderrechter de verzoeken met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die op een ander tijdstip is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Berberse taal,
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De vader is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft op [verblijfplaats] , te Teteringen.
Bij beschikking van 20 januari 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 24 mei 2022. Het resterende deel van het verzoek tot verlenging tot 24 september 2022 is aangehouden.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 maart 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een behandelgroep van [verblijfplaats] met ingang van 30 maart 2022 tot 13 april 2022 en heeft de beslissing voor het overige deel aangehouden. Bij nadere beschikking is het resterende deel toegewezen en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in [verblijfplaats] met ingang van 13 april 2022 tot 24 mei 2022.

De verzoeken

C/02/397423 JE RK 22-817
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden.Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden op [verblijfplaats] .
C/02/388844 JE RK 21-1735
Er is nog niet besloten op het resterende deel van het verzoek van de GI, vastgelegd in de beschikking van 20 januari 2022, om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot 24 september 2022.

Het standpunt van de verzoekster

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI naar voren gebracht dat het nog openstaande verzoek voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg wordt ingetrokken. Verzocht wordt om toewijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing op [verblijfplaats] . Er zijn drie vaste jeugdzorgwerkers bij [minderjarige] , haar zusjes en broertje betrokken. Een van deze jeugdzorgwerkers is er specifiek voor [minderjarige] en hij blijft haar begeleiden.
[minderjarige] verblijft al gedurende lange tijd in onzekerheid over haar toekomstperspectief en zij heeft al veel meegemaakt. Wat zij echter heel zeker weet is dat zij na de zomervakantie 2022 met haar vriendinnen in Breda naar de middelbare school toe wil gaan. Bij het bepalen van het toekomstperspectief van [minderjarige] is het van het grootste belang dat naar haar wordt geluisterd. [minderjarige] kan zo lang op de groep [verblijfplaats] blijven als dat zij dat wil. Daarnaast kan [minderjarige] op [verblijfplaats] de behandeling krijgen die zij nodig heeft. [verblijfplaats] is een veilige omgeving voor [minderjarige] . De hechting met een ouder of pleegouder lijkt datgene te zijn waar [minderjarige] veel moeite mee heeft en dit hoeft zij nu niet omdat zij in een groep zit. Onderzocht zal worden van welke problematiek er bij [minderjarige] sprake is. Naar voren is gekomen dat [minderjarige] in het verleden een trauma heeft opgelopen en dat zij hierover nog niet kan praten. Als [minderjarige] een vertrouwensband met de hulpverlening kan opbouwen en mee gaat praten, dan kan mogelijk duidelijk worden waar zij door wordt belast. [minderjarige] heeft met betrekking hiertoe wel specifiek benoemd dat zij de moeder en de stiefvader niet wil zien.
Het is positief dat [minderjarige] soms in het weekend bij de vader gaat logeren. De GI geeft [minderjarige] en de vader de vrijheid om zelf het onderlinge contact in te vullen. De GI probeert de vader aan te sporen om vaker in het weekend tijd voor [minderjarige] vrij te maken. [minderjarige] heeft expliciet aangegeven dat zij in Breda naar de middelbare school toe wil gaan maar dat zij het contact met de vader wil opbouwen. De moeder en haar advocaat brengen naar voren dat al bepaald was dat [minderjarige] vanaf zomer 2022 bij de vader zou gaan wonen.
Als de vader had gewild dat [minderjarige] bij hem zou komen wonen was het passend geweest als hij zich actiever had opgesteld. Ook speelt mee dat de hulpverlening van [minderjarige] net is opgestart, als zij zou verhuizen wordt dit weer onderbroken. [minderjarige] krijgt hulp van GGZ en bouwt een vertrouwensband op met haar speltherapeut. Het is nu niet in het belang van [minderjarige] om bij de vader te gaan wonen. Het feit dat [minderjarige] teleurgesteld is in de moeder omdat zij naar Marokko is gegaan en daar heeft verbleven is niet de enige reden waarom zij de moeder niet wil zien. Als [minderjarige] de voor haar noodzakelijke behandeling heeft gekregen, kan in de toekomst gekeken worden of contact met de moeder mogelijk is. Mogelijk kan er dan met een hulpverleningstraject worden gewerkt aan het herstellen van de band. Er mag echter geen druk op [minderjarige] worden gelegd en gekeken moet worden wat voor haar goed is. Het is daarnaast aan de ouders om stappen te ondernemen met betrekking tot het verkrijgen van gezag door de vader. De GI vindt het ook heel belangrijk dat [minderjarige] goed contact heeft met haar broers en zusjes.

De standpunten van de belanghebbenden

[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het goed met haar gaat bij [verblijfplaats] . Zij voelt zich positiever en het lukt haar weer om te eten. Wel vindt [minderjarige] het moeilijk dat zij niet goed in slaap kan vallen omdat het als het ware te druk in haar hoofd is. Hiervoor krijgt [minderjarige] nu speltherapie en in de toekomst zal zij ook EMDR krijgen. [minderjarige] heeft goed contact met de nieuwe jeugdzorgwerker. Duidelijkheid over haar toekomstperspectief is voor [minderjarige] heel erg belangrijk. [minderjarige] wil op [verblijfplaats] blijven wonen gedurende haar middelbare schooltijd. Zij heeft een hechte vriendinnengroep en wil samen met hen naar de middelbare school in Breda. Pas nadat zij de middelbare school heeft afgerond wil [minderjarige] bij de vader gaan wonen. [minderjarige] heeft de vader een aantal weken geleden gezien en kort na de mondelinge behandeling zal zij weer bij hem gaan logeren. [minderjarige] vindt het prettig om naar de vader toe te gaan. Ook belt [minderjarige] elke week met de vader. [minderjarige] vindt het goed als de vader het gezag over haar zou krijgen. Daarnaast wil [minderjarige] graag contact blijven houden met het laatste pleeggezin waarin zij heeft verbleven. In het weekend na de mondelinge behandeling zal zij bij hen op bezoek gaan. [minderjarige] heeft de moeder al twee jaar niet gezien en dat wil zij voorlopig zou houden. Wel wil [minderjarige] graag haar broers en zusjes zien. Haar zusjes ziet zij wel regelmatig.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling geen bezwaar gevoerd tegen het verzoek. Wel is de moeder overvallen door het feit dat nu gesproken wordt over dat [minderjarige] op [verblijfplaats] wil blijven wonen en dat dat van de GI ook mag. Tijdens de vorige mondelinge behandeling van 12 april 2022 was besproken dat [minderjarige] vanaf zomer 2022 bij de vader zou gaan wonen en vanuit zijn adres naar de middelbare school toe zou gaan. Dit is ook wat de moeder wil. De reden dat [minderjarige] nu niet bij de vader gaat wonen is omdat zij dit niet zou willen. [minderjarige] is echter nog minderjarig en van haar kan niet verwacht worden dat zij een dergelijke beslissing moet nemen. Alle minderjarigen van elf jaar oud zouden, als zij die keuze zouden hebben, beslissen om niet bij hun ouders te blijven wonen. Er is over het verdere verblijf van [minderjarige] niet met de moeder gesproken. Het is heel moeilijk voor de moeder dat zij niet meegenomen wordt in het proces. De GI wordt verzocht de moeder hierin mee te nemen. De moeder heeft veel verdriet over de situatie.
Tot op het moment dat [minderjarige] uit huis werd geplaatst was haar band met de moeder goed. De moeder vermoedt dat [minderjarige] zich in de steek gelaten voelt doordat de moeder een periode in Marokko verbleef. Dit is echter onterecht. Mogelijk is er tegen [minderjarige] gezegd dat de moeder niet van haar houdt en dat is kwalijk. Het is positief dat de GI nu aangeeft dat onderzocht wordt of het contact tussen [minderjarige] en de moeder kan worden hersteld. De moeder wil [minderjarige] de tijd en ruimte geven om tot rust te komen zodat van daaruit gewerkt kan worden aan contactherstel. De oudste broer van [minderjarige] en [minderjarige] zelf hebben daarnaast de wens geuit om elkaar te zien.
Daarnaast wordt er verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing bij [verblijfplaats] voor de duur van zes maanden, de vraag is of deze periode genoeg is om [minderjarige] te helpen met haar problematiek en om te werken aan het contactherstel met de moeder.
Als de vader dat wenst dan kan de advocaat van de moeder hem helpen met het aanvragen van gezamenlijk gezag.

De beoordeling

De kinderrechter merkt de vader aan als belanghebbende. [minderjarige] heeft regelmatig contact met de vader. Zij logeert ook bij hem. Tussen hen is uitdrukkelijk sprake van family-life. De kinderrechter vindt deze beoordeling, gezien de rol van de vader in het leven van [minderjarige] , passend.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:260 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Overwegingen
C/02/388844 JE RK 21-1735
Nu de GI het resterend verzoek in deze zaak heeft ingetrokken, zal de kinderrechter de gronden van dit verzoek niet verder onderzoeken. Dit betekent dat het verzoek van de GI zal worden afgewezen.
C/02/397423 JE RK 22-817
De kinderrechter is van oordeel dat er nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Zij heeft een belast verleden. Door haar psychische problematiek kon haar veiligheid in het pleeggezin niet langer worden gewaarborgd. Sinds 30 maart 2022 verblijft [minderjarige] daarom bij [verblijfplaats] in Teteringen. Aldaar is zij opgeleefd. Het gaat nu beter met haar, ook wat betreft het eten. Het is dan ook in haar belang dat zij daar nog langer verblijft. [minderjarige] heeft deze wens ook expliciet geuit. Zij wil samen met haar vriendinnen in Breda naar de middelbare school toegaan. [minderjarige] dient gehoord te worden in haar wens om net zo lang op [verblijfplaats] te mogen blijven als dat zij dat wil. Eindelijk heeft zij een plek waar zij zich thuis voelt en vriendinnen heeft met wie zij samen, ook buitenschoolse, activiteiten kan ondernemen. Dat verblijf is dan ook noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding. Dit heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling ook benadrukt en aangegeven dat het verblijf voor langere duur mogelijk is. [minderjarige] is daarnaast kortgeleden gestart met therapie op [verblijfplaats] en dit dient voortgezet te worden.
Zoals eerder al herhaaldelijk naar voren is gekomen, is plaatsing van [minderjarige] bij de moeder geen optie. Gebleken is daarnaast dat, mede gezien de wens van [minderjarige] , plaatsing van haar bij de vader vooralsnog ook geen mogelijkheid meer is. Duidelijkheid over het toekomstperspectief is voor kinderen van groot belang. Voor [minderjarige] geldt dit echter in het bijzonder nog meer, omdat zij al veel te vaak heeft moeten wisselen van verblijfplaats en veel verschillende jeugdzorgwerkers heeft gehad. Formeel is het toekomstperspectief van [minderjarige] nog niet bepaald. De GI dient de vraag over [minderjarige] toekomstperspectief dan ook te onderzoeken en, om tegemoet te komen aan de wens van haar om daarover snel duidelijkheid te krijgen, de uitkomst daarvan bij een volgende relevante procedure, bijvoorbeeld bij een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, ter beoordeling aan de kinderrechter voor te leggen.
Positief is dat het contact tussen [minderjarige] en de vader wordt uitgebreid. [minderjarige] logeert nu regelmatig bij de vader en beiden vinden dit fijn. De kinderrechter roept de vader wel op om volledig beschikbaar te zijn voor [minderjarige] . Gezorgd moet worden dat [minderjarige] zo vaak als dat in haar belang is naar de vader toe kan gaan. Het is daarnaast noodzakelijk dat de vader zorgt dat hij ook het gezag krijgt over [minderjarige] . De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling weer aangegeven dat zij bereid is om het gezag over [minderjarige] met de vader gezamenlijk uit te oefenen. De vader dient daartoe het initiatief te nemen en de GI zal hem, zoals bij de mondelinge behandeling is toegezegd, daarin zoveel mogelijk ondersteunen bij het verkrijgen van het gezamenlijk gezag.
Het contact van [minderjarige] met haar broers en zusjes dient ook verder uitgebreid te worden en haar contact met de vader dient te worden geïntensiveerd. Tijdens de mondelinge behandeling is daarnaast besproken dat er op het moment dat daar bij [minderjarige] ruimte voor is, onderzocht zal worden of het contact tussen [minderjarige] en de moeder kan worden hersteld. Met de GI wordt benadrukt dat contactherstel heel belangrijk is maar dat [minderjarige] niet mag gedwongen worden. Het belang van [minderjarige] weegt het zwaarst. Bij dat herstel is haar tempo bepalend.
Op grond van het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
C/02/397423 JE RK 22-817
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 24 mei 2022 tot 24 mei 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op de behandelgroep [verblijfplaats] van [verblijfplaats] , voor de duur van zes maanden, van 24 mei 2022 tot 24 november 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
C/02/388844 JE RK 21-1735
wijst het resterend verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2022 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Van Ginkel, als griffier. De schriftelijk uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.