Op 2 juni 2022 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster, vertegenwoordigd door Stichting Juridisch Centrum. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. [voorletters] Eijssen, de rechter die belast was met de behandeling van een civiele zaak (zaaknummer 9794884 CV EXPL 22-1083). De verzoekster en haar gemachtigde voerden aan dat er sprake was van schijn van partijdigheid en objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter. Dit zou voortkomen uit het feit dat de rechter afwijkend had gehandeld door direct een 'ontslag van instantie' te versturen na een eerste aanmaning voor het betalen van griffierecht, zonder een tweede aanmaning te versturen. De gemachtigde stelde dat deze gang van zaken de indruk wekte dat de rechter op zoek was naar een reden om de zaak af te wijzen.
De rechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat de gevolgde procedure de standaardprocedure is en dat er geen sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vervolgens de gronden van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid zouden opleveren, zijn niet aangetoond. De wrakingskamer concludeert dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is en laat een mondelinge behandeling achterwege. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.