Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 23 juni 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Reimerswaal, de heffingsambtenaar,
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Overwegingen
Het bezwaarschrift is op 13 maart 2019 ontvangen door de heffingsambtenaar. De uitspraak van de rechtbank wordt op 23 juni 2022 gedaan. Dit is (afgerond) 3 jaar en 3 maanden na de ontvangst van het bezwaarschrift. De vergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn bedraagt € 500,- per half jaar. Belanghebbende heeft daarom recht op een vergoeding van immateriële schade van 3 x € 500,-.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van immateriële schade van € 400,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van immateriële schade van € 1.100,-;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 270,50;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 270,50;
- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoedt de helft van het door hem betaalde griffierecht, zijnde € 24,-;
- gelast dat de Staat der Nederlanden aan belanghebbende vergoedt de helft van het door hem betaalde griffierecht, zijnde € 24,-.
Rechtsmiddel
Bijlage
Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44).