In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, gaat het om een Marokkaans echtpaar dat in Nederland woont en een echtscheidingsprocedure heeft gestart. De man heeft op 28 januari 2022 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij hij ook om kinderalimentatie vroeg. De vrouw heeft echter op 18 februari 2022 een parallelle echtscheidingsprocedure in Marokko gestart, wat de man als onrechtmatig beschouwt. Hij vordert dat de vrouw deze procedure staakt en dat zij een dwangsom verbeurt als zij dit niet doet. De vrouw voert verweer en stelt dat zij recht heeft op toegang tot de Marokkaanse rechter.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat beide partijen in Nederland wonen. De man stelt dat de vrouw misbruik maakt van procesrecht door een procedure in Marokko te starten, maar de rechter concludeert dat de vrouw niet onrechtmatig handelt. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af, omdat de vrouw haar rechten niet heeft geschonden door een procedure in Marokko aan te spannen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.