ECLI:NL:RBZWB:2022:3105
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, die laatstelijk werkzaam was als taxichauffeur, had zijn Ziektewetuitkering (ZW) zien beëindigen per 24 november 2020. Het UWV had dit besluit genomen op basis van een medisch onderzoek, waaruit bleek dat er geen medische belemmeringen meer waren voor het verrichten van arbeid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 19 mei 2022, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiser, waaronder zijn psychische problemen. De rechtbank vond dat er geen aanleiding was om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsartsen dat eiser geschikt was voor de functie van medewerker tuinbouw.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV terecht was. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd ook niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.