ECLI:NL:RBZWB:2022:3106
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2022, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege gewrichtspijn en psychische klachten. Het UWV had op 22 december 2020 besloten om de uitkering te weigeren, omdat zij van mening was dat eiser in staat was om zijn eerdere werk als vertegenwoordiger van levensmiddelen te hervatten. Eiser ging in bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 6 mei 2021.
De rechtbank behandelde de zaak op 19 mei 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden de klachten van eiser, zowel fysiek als mentaal, in hun beoordeling meegenomen. Eiser had aangevoerd dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onjuist waren en dat er onvoldoende informatie was ingewonnen bij de behandelend sector. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid die door de artsen van het UWV was vastgesteld.
De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige van het UWV terecht had vastgesteld dat eiser geschikt was voor zijn maatgevende arbeid. Gezien deze bevindingen verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op een WIA-uitkering en ook geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed zou krijgen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.