ECLI:NL:RBZWB:2022:3111

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10142
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het UWV inzake de voortzetting van haar WIA-uitkering. De rechtbank heeft op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. Het UWV had eerder op 3 november 2020 een beslissing genomen, waartegen verzoekster in beroep ging. Tijdens de zitting op 6 januari 2022 in Breda waren verzoekster, haar gemachtigde mr. C.G.A. Mattheussens, en de gemachtigde van het UWV, mr. J. Weterings, aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV de gelegenheid te geven te reageren op door verzoekster overgelegde medische gegevens.

Op 2 februari 2022 heeft het UWV een gewijzigd besluit genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond werd verklaard. Het UWV heeft besloten dat verzoekster per 5 december 2018 recht heeft op een loonaanvullingsuitkering, omdat zij volledig arbeidsongeschikt is. Verzoekster heeft op 4 april 2022 haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft gereageerd en stelde dat het slechts twee procespunten en het griffierecht zou vergoeden.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Awb, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 1.518,-. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het UWV het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen veroordeling nodig is. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10142 WIA
uitspraak van 1 juni 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 3 november 2020 van het UWV inzake de voortzetting van de WIA-uitkering van verzoekster. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is behandeld op de zitting van 6 januari 2022 in Breda. Hierbij waren aanwezig: eiseres, haar gemachtigde en namens het UWV gemachtigde mr. J. Weterings.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft het UWV een termijn gekregen voor een reactie op door eiseres overgelegde medische gegevens.
Bij besluit van 2 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen naar aanleiding van de rapportage van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] van 31 januari 2022, de gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst van 31 januari 2022 en de rapportage van arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige] van 31 januari 2022. Het UWV heeft het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 25 september 2018 alsnog gegrond geacht en is tegemoetgekomen aan haar bezwaar door te beslissen dat zij per 5 december 2018 doorlopend recht heeft op een loonaanvullingsuitkering, omdat zij per beide data in geding 100% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Vervolgens heeft verzoekster bij brief van 4 april 2022 haar beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten.
Bij brief van 14 april 2022 heeft het UWV op dit verzoek gereageerd. Het UWV stelt zich op het standpunt dat twee procespunten vergoed dient te worden én – zoals is aangekondigd in het bestreden besluit – het door verzoekster betaalde griffierecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestreden besluit dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 1 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.