ECLI:NL:RBZWB:2022:3122
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- M. Dijkman
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis en kwalificatie van deelbetaling uit bankbeslag
In deze zaak gaat het om verzet tegen een verstekvonnis van de kantonrechter te Tilburg. De opposant, een besloten vennootschap gevestigd te Hindeloopen, heeft verzet aangetekend tegen een vonnis waarbij zij was veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 7.923,63 aan de geopposeerde. De geopposeerde had eerder, op 15 september 2021, een vordering toegewezen gekregen in een verstekvonnis. De centrale vraag in deze procedure is of een deelbetaling uit bankbeslag kan worden gekwalificeerd als het moment waarop het vonnis geacht wordt ten uitvoer te zijn gelegd. De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord, op basis van de wettekst en de parlementaire geschiedenis. Hierdoor is de opposant niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet.
De procesgang omvat onder andere een tussenvonnis van 11 mei 2022 en een conclusie van antwoord in reconventie van 25 mei 2022. De opposant heeft aangevoerd dat de verzettermijn niet is verstreken, omdat de deelbetaling uit het derdenbeslag niet als een volledige tenuitvoerlegging kan worden gezien. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de uitbetaling van het bankbeslag, ook al is het een deelbetaling, moet worden beschouwd als een uitbetaling zoals bedoeld in artikel 144 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit betekent dat de verzettermijn is gaan lopen op het moment van de deelbetaling, waardoor de opposant niet ontvankelijk is in haar vordering.
De kantonrechter heeft verder beslist dat de hoofdzaak niet meer behandeld hoeft te worden, aangezien de opposant niet ontvankelijk is verklaard. De kosten van het geding zijn voor rekening van de opposant, die als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Het vonnis is uitgesproken op 8 juni 2022 door mr. M. Dijkman.