ECLI:NL:RBZWB:2022:3134
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- I.M. Josten
- M.I.P. Buteijn
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, dat op 7 april 2022 is genomen, met betrekking tot de terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 20 april 2022 heeft het college een nieuwe bijstandsuitkering aan verzoekster toegekend, met ingang van 7 april 2022. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift. In dit geval is er echter geen sprake van tegemoetkomen door het college, aangezien het besluit van 20 april 2022 niet het bestreden besluit herzien of ingetrokken heeft, maar betrekking heeft op een nieuwe bijstandsaanvraag.
Daarom heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van de gemaakte proceskosten en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien om het college te veroordelen tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, en openbaar gemaakt op 8 juni 2022.