ECLI:NL:RBZWB:2022:3267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1136
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake omgevingsvergunning door college van burgemeester en wethouders van Borsele

Op 17 februari 2022 heeft de opposant beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele. De rechtbank heeft op 25 maart 2022 dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de opposant verzet ingesteld, zonder verzoek om een zitting. De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank concludeert dat er geen van rechtswege verleende vergunning was en dat de eerdere uitspraak correct was. De opposant voerde aan dat het college niet alle relevante stukken had verstrekt, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant was voor de beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn was opgeschort omdat het college om aanvullende informatie had gevraagd. De opposant had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze verzoeken, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en bevestigt de eerdere uitspraak. Er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1136 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2022 op het verzet van

[naam eiser] , te [woonplaats] , opposant

(gemachtigde: mr. J.P.E. Baakman).

Procesverloop

Opposant heeft op 17 februari 2022 beroep ingesteld tegen het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele (college) niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
Bij uitspraak van 25 maart 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat niet is gebleken van een van rechtswege verleende vergunning.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat het college niet alle op de zaak betrekkende stukken aan de rechtbank heeft verstrekt. De rechtbank heeft daardoor niet tot een inhoudelijk juiste uitspraak kunnen komen. Daarnaast zijn de zogenaamde ontbrekende gegevens niet noodzakelijk voor het beoordelen van de bouwaanvraag als zodanig. De gevraagde gegevens hebben geen betrekking op bouwkundige of beeldkwaliteitseisen. Dat desalniettemin om deze gegevens gevraagd wordt lijkt een geheel ander doel te dienen dan benodigd voor de beoordeling van een reguliere aanvraag waar het in feite om gaat. Daarnaast is de aard van het grondgebonden agrarisch bedrijf heel goed bekend en komt dat vanuit de zinsconstructie al naar voren, namelijk een grondgebonden agrarisch bedrijf, in dit geval een kwekerij van siergrassen, bamboes en andere vaste planten. Dit is geen onbekende informatie voor het college. Het college beschikt verder al heel lang over de beweerde ontbrekende gegevens over noodzaak.
4. Wat opposant in zijn verzetschrift aanvoert, bevat geen gronden om de conclusie te rechtvaardigen dat de rechtbank op onjuiste gronden tot haar eerdere uitspraak is gekomen. In de eerdere uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de beslistermijn is opgeschort, omdat het college bij brief van 30 december 2021 nadere stukken heeft opgevraagd bij opposant. Het betoog van opposant dat de ontbrekende gegevens niet relevant waren voor de aanvraag of dat het college al bekend moest zijn met de opgevraagde gegevens, acht de verzetrechter voor de opschorting van de beslistermijn niet relevant. Op grond van artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb wordt de beslistermijn automatisch opgeschort, wanneer een bestuursorgaan een aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb uitnodigt om de aanvraag aan te vullen. Wanneer opposant het er niet mee eens was dat die stukken werden opgevraagd, had hij dat binnen de gestelde hersteltermijn kunnen mededelen aan het college of had hij beroep kunnen instellen tegen het besluit tot het buiten behandeling laten van de aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Naar het oordeel van de verzetrechter heeft de rechtbank in de eerdere uitspraak terecht vastgesteld dat de beslistermijn voor de duur van zes weken was opgeschort en dat het college daarom tot uiterlijk 18 februari 2022 de tijd had om een beschikking af te geven. Door de aanvraag bij besluit van 15 februari 2022 buiten behandeling te laten, was het college niet in gebreke om tijdig een van rechtswege verleende vergunning bekend te maken.
5. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 25 maart 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk , griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.