ECLI:NL:RBZWB:2022:3268

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
8543542 CV EXPL 20-1814
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding na verkeersongeluk door onvoldoende bewijs van rijbaanverandering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eiseres, N.V. Deltrans, een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet bij naam is genoemd, met betrekking tot schadevergoeding na een verkeersongeluk. De eiseres stelde dat de gedaagde van rijbaan was veranderd, wat zou hebben geleid tot de schade die zij vorderde. De zaak is behandeld op tegenspraak en de kantonrechter heeft op 26 januari 2022 vonnis gewezen.

De procesgang omvatte een tussenvonnis van 17 maart 2021, waarin de kantonrechter oordeelde dat Deltrans de bewijslast droeg voor haar stelling. Tijdens een getuigenverhoor op 6 oktober 2021 zijn twee getuigen gehoord, maar de gedaagde is niet verschenen. Deltrans heeft vervolgens afgezien van het horen van de gedaagde als getuige. De kantonrechter heeft de getuigenverklaringen van de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat Deltrans er niet in is geslaagd om voldoende bewijs te leveren voor haar stelling dat de gedaagde van rijbaan is veranderd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de stelling van Deltrans te onderbouwen. De getuige 1 had een belang bij de uitkomst van de procedure, en getuige 2 had niet waargenomen dat de gedaagde van rijbaan was veranderd. Gezien het bewijsrisico dat bij Deltrans lag, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van Deltrans, inclusief nevenvorderingen, moest worden afgewezen. Deltrans is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 933,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 8543542 CV EXPL 20-1814
vonnis d.d. 26 januari 2022
inzake
de vennootschap naar Belgisch recht N.V. Deltrans,
gevestigd en kantoorhoudende te Wortegem-Petegem (België),
eiseres,
gemachtigde: mr. E.H.J. van der Heijden, advocaat,
tegen
[naam],
wonende te [adres] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.P. Jonker, advocaat.

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit het volgende:
- het tussenvonnis van 17 maart 2021 met de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal getuigenverhoor van 6 oktober 2021. Op deze zitting zijn [getuige 1] en [getuige 2] gehoord als getuigen;
- de akte van Deltrans waarin zij afziet van het horen van [naam] ;
- de akte van [naam] , waarin zij aangeeft af te zien van contra-enquête;
- de conclusie na enquête van Deltrans van 15 december 2021;
- de conclusie na enquête van [naam] van 15 december 2021.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 17 maart 2021 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Deltrans de bewijslast (en het bewijsrisico) draagt van haar stelling dat [naam] van rijbaan (naar links) is veranderd, waardoor de door haar gevorderde schade zou zijn ontstaan. Deltrans is hierbij in de gelegenheid gesteld om nader bewijs aan te dragen.
2.2.
Op 6 oktober 2021 heeft Deltrans twee getuigen laten horen, te weten [getuige 1] en [getuige 2] . [naam] was opgeroepen om te getuigen, maar is niet verschenen op de zitting. Deltrans heeft vervolgens afgezien van het alsnog horen van [naam] als getuige.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Deltrans er, op basis van voornoemde getuigenverklaringen, niet in is geslaagd haar stelling, dat [naam] van rijbaan (naar links) is veranderd, waardoor de door haar gevorderde schade zou zijn ontstaan, voldoende aannemelijk te maken en aldus te bewijzen. De kantonrechter baseert dit op de volgende overwegingen.
2.4.
[getuige 1] heeft – kort gezegd – verklaard dat de auto van [naam] vanuit de rechter rijbaan heeft willen invoegen op de middelste rijbaan, vóór het voertuig van Deltrans en dat [naam] hierbij het voertuig van Deltrans heeft geraakt. Dit betreft een verklaring van de chauffeur, die zelf bij het ongeval was betrokken. Hoewel [getuige 1] (slechts) een medewerker is van Deltrans en hij geen direct financieel belang heeft bij de uitkomst van deze procedure, overweegt de kantonrechter dat niet kan worden gezegd dat [getuige 1] daardoor geen enkel belang heeft bij de uitkomst; hij is niet een willekeurige derde. Voor een professioneel vrachtwagenchauffeur als [getuige 1] zal het van betekenis zijn of hem de toedracht van een ongeval wordt aangerekend of niet. De kantonrechter neemt dit belang dan ook mee in de waardering van deze getuigenverklaring, waardoor enkel op basis van deze verklaring niet is voldaan aan de aan Deltrans gegeven bewijsopdracht.
2.5.
Met betrekking tot de getuigenverklaring van [getuige 2] overweegt de kantonrechter het volgende. Volgens artikel 163 Rv kan een getuigenverklaring slechts als bewijs dienen, voor zover zij betrekking heeft op de aan de getuigen uit eigen waarneming bekende feiten. [getuige 2] heeft – kort gezegd – duidelijk verklaard dat zij het voertuig van [naam] niet heeft zien veranderen van rijbaan. Zij heeft haar eerdere verklaring, dat [naam] zich voor de vrachtwagen heeft willen voegen, naar haar zeggen enkel zelf afgeleid uit datgene wat er is gebeurd. [getuige 2] heeft daarbij verklaard dat zij het voertuig van [naam] pas voor het eerst zag toen deze tollend voor het voertuig van Deltrans richting haar voertuig verplaatste. De momenten daarvoor bevond [getuige 2] zich nog links naast het voertuig van Deltrans, zonder zicht op het voertuig van [naam] . Zij heeft al met al dus niet gezien en/of kunnen zien dat het voertuig van [naam] van rijbaan is veranderd. Daarbij is de aanname van [getuige 2] , dat kan worden afgeleid dat [naam] van rijbaan moet zijn veranderd, omdat zij Deltrans niet heeft zien veranderen van rijbaan, ook niet per se een juiste aanname. Dat zij niet heeft gezien dat Deltrans van rijbaan is gewisseld, wil niet zeggen dat dit ook niet in meer of mindere mate is gebeurd. [getuige 2] kan bijvoorbeeld net een andere kant op hebben gekeken. Ook is het mogelijk dat het veranderen van rijbaan door Deltrans zo geleidelijk is geschied of in zo geringe mate, dat het [getuige 2] niet is opgevallen. Deze enkele aanname draagt dus niet, dan wel onvoldoende bij aan het door Deltrans te leveren bewijs.
2.6.
Daarbij is in overweging genomen dat, zoals reeds eerder overwogen, volgens de in dit geding overgelegde rapportages, het in theorie volgens MVOA (ook) mogelijk is, ofwel het volgens OAN zelfs het meest waarschijnlijk is, dat het ongeval is veroorzaakt doordat [getuige 1] met zijn voertuig van rijbaan is veranderd en vervolgens het voertuig van [naam] heeft geraakt.
2.7.
Ook is in overweging genomen dat [naam] , ondanks dat zij hiertoe was opgeroepen en verplicht was, in deze procedure geen getuigenverklaring heeft afgelegd. Daar staat evenwel tegenover dat [naam] eerder schriftelijk heeft verklaard dat het voertuig van Deltrans naar de rechterbaan is verplaatst en hierbij haar voertuig heeft geraakt. Het feit dat zij deze verklaring niet onder ede heeft bevestigd, wordt meegewogen, maar wil niet zeggen dat deze verklaring geheel zonder betekenis blijft.
2.8.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat Deltrans haar stellingen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, wat met zich mee brengt dat, nu het bewijsrisico bij Deltrans ligt, zij geacht moet worden niet te zijn geslaagd in haar bewijsopdracht ten aanzien van de stelling, dat [naam] van rijbaan (naar links) is veranderd waardoor de door haar gevorderde schade zou zijn ontstaan, te bewijzen. Dit betekent dat de vordering, inclusief nevenvorderingen, wordt afgewezen.
2.9.
Deltrans zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [naam] berekend op € 933,- (€ 311,- per punt maal 1 punt voor de conclusie van antwoord, 1 punt voor de zitting, ½ punt voor het bijwonen van de enquête aan de zijde van Deltrans en een ½ punt voor de conclusie na enquête), te vermeerderen met de wettelijke rente na veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.10.
De gevorderde nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 124,-), zijnde een bedrag van € 124,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. De wettelijke rente over het bedrag van € 124,- zal vanaf de vijftiende dag na aanschrijving door [naam] worden toegewezen en de wettelijke rente over de explootkosten van betekening van het vonnis zal vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis worden toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Deltrans partij in de kosten van dit geding, aan de zijde van [naam] tot op heden begroot op € 933,- aan gemachtigdensalaris, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;
veroordeelt Deltrans, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [naam] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.