4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Verdachte en haar kinderen zijn al enige tijd in beeld bij de hulpverlenende instanties en de kinderen staan onder toezicht. Verdachte heeft verklaard dat de relatie tussen haar en haar ex-partner zich heeft gekenmerkt door huiselijk geweld. Verdachte heeft uiteindelijk haar woonplaats in Friesland verlaten en woonde in augustus 2020 met haar kinderen in Alphen. Op 19 januari 2021 werd door het kinderdagverblijf waar [Naam 1] en [Naam 4] verbleven letsel geconstateerd waarna de politie een onderzoek is gestart.
Feit 1 mishandeling van [Naam 1]
Op 19 januari 2021 werd door de pedagogisch medewerkster op het kinderdagverblijf van [Naam 1] geconstateerd dat hij blauwe plekken op zijn rug en billen had. Bij navraag gaf verdachte aan dat [Naam 1] uit zijn hoogslaper zou zijn gevallen. In een gesprek met de oudere broer van [Naam 1] , [Naam 2] werd door laatstgenoemde aan de intern begeleider van de school verteld dat mama “Ate” had gedaan. Dit werd door [Naam 2] verduidelijkt als “hard met de platte hand slaan”. Dit slaan zou volgens [Naam 2] op de billen en rug gebeuren. Op 2 februari 2021 werd door de pedagogisch medewerker geconstateerd dat [Naam 1] een blauw oor had. [Naam 1] heeft hierbij verteld dat mama hard aan zijn oor had getrokken. [Naam 1] en zijn broer en zusjes werden op 5 februari 2021 door een forensisch arts onderzocht. Ten aanzien van [Naam 1] werd een rapportage letselbeschrijving opgemaakt waarin letsel aan de rechteroorschelp, rechterschouder en linkeronderrug werd geconstateerd. De forensisch arts constateerde dat dit letsel met (zeer) grote waarschijnlijkheid was toegebracht. Ook het LECK is om advies gevraagd inzake het geconstateerde letsel en concludeerde dat het letsel op de achterzijde van de rug niet zonder meer leek te passen bij een val uit een hoogslaper. Het letsel aan het oor paste bij de verklaring van [Naam 1] dat er aan zijn oor was getrokken. Op basis van het geconstateerde letsel werden de kinderen uit huis geplaatst middels een (spoed) machtiging van de kinderrechter. [Naam 1] vertelde na de uithuisplaatsing aan de gezinshuisouder dat hij een kopje had laten vallen en dat mama hem toen zo hard op zijn billen had geslagen dat er poep uit zijn billen kwam.
De kinderen zijn verhoord in verhoorstudio. [Naam 1] heeft in dit verhoor aangegeven dat mama wel eens harde Ate en zachte Ate deed. Ook [Naam 3] heeft verklaard dat mama [Naam 1] sloeg en dat ze hem ook op zijn vingers sloeg. Verdachte heeft in zowel in haar verhoor bij de politie als ter zitting verklaard dat zij haar kinderen wel eens op de vingers sloeg, onder het mom van Ate en ook dat dit soms te ver, in de zin van te hard, ging. Ze heeft ter zitting eveneens verklaard dat het vanaf december 2020 vaker voorkwam dat zij de kinderen op de vingers sloeg, omdat zij zich in die periode zwak voelde door een navelbreuk. Ook heeft verdachte bekend dat zij [Naam 1] aan zijn oor omhoog heeft getrokken, hetgeen letsel aan zijn oor heeft veroorzaakt. Verdachte heeft in haar verhoor ontkend dat zij degene zou zijn die de blauwe plekken bij [Naam 1] heeft veroorzaakt op zijn rug en billen.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Naam 1] heeft mishandeld door hem op zijn vingers te slaan en hem met kracht aan zijn oren te trekken. Ondanks de ontkenning van verdachte acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte [Naam 1] tegen zijn rug en billen heeft geslagen. De forensisch arts heeft geconstateerd dat het letsel aan de rechterschouder en linkeronderrug met (zeer) grote waarschijnlijkheid is toegebracht en volgens het LECK past dit letsel niet bij een val uit een hoogslaper. Gezien het voorgaande gaat de rechtbank er dan ook van uit dat het geconstateerde letsel bij [Naam 1] aan zijn rug en billen is toegebracht. Door [Naam 2] en [Naam 1] is verklaard dat mama hard op de billen en rug sloeg. Ook verdachte heeft verklaard dat zij de kinderen wel eens tegen de billen sloeg. Dat dit een “zacht duwtje” was zoals verdachte verklaart dan wel zou zijn ontstaan door een val uit de hoogslaper, acht de rechtbank niet geloofwaardig. [Naam 2] en [Naam 1] hebben duidelijk verklaard over het slaan op de billen en de rug en het geconstateerde letsel van [Naam 1] past bij hun verklaring. Dat een ander – een voormalig partner van verdachte – het letsel zou hebben veroorzaakt, zoals verdachte eerst ter zitting nog heeft verklaard, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig, nu dit ook in tegenspraak is met haar eigen andere verklaring(en). De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte [Naam 1] ook heeft mishandeld door hem tegen zijn rug en billen te slaan. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het slaan tegen het hoofd van [Naam 1] nu dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2 mishandeling van [Naam 2]
Ook bij [Naam 2] is door de forensisch arts letsel geconstateerd aan zijn linkeroor, zijnde twee verdikkingen die volgens de arts niet goed te verklaren zijn. Door verdachte is zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat zij de kinderen wel eens aan de oren trok als zij moesten luisteren. Verdachte heeft ook in haar verhoor bij de politie en ter zitting verklaard dat zij haar kinderen wel eens op de vingers sloeg, onder het mom van “Ate”. Zij heeft tevens ter zitting verklaard dat zij met het slaan op de vingers en het oren trekken te ver is gegaan en daarmee te hardhandig is geweest. [Naam 2] heeft verdachte ook verteld dat hij het slaan op zijn vingers niet fijn vond. Tot slot heeft [Naam 3] nog verklaard dat zij heeft gezien dat [Naam 2] door verdachte op zijn vingers werd geslagen.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Naam 2] heeft mishandeld door hem op zijn vingers te slaan en met kracht aan zijn oren te trekken.
Feit 3 mishandeling van [Naam 3]
Door de forensisch arts is bij [Naam 3] geen letsel geconstateerd. Hoewel er geen letsel is geconstateerd is de rechtbank van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [Naam 3] heeft mishandeld door haar op haar vingers te slaan. Zoals ook hierboven al aangegeven, heeft verdachte verklaard dat zij haar kinderen wel eens op de vingers sloeg en dat zij hierin te ver is gegaan. Verdachte heeft ook verklaard dat zij [Naam 3] een of twee keer op haar vingers heeft geslagen. Daarnaast heeft [Naam 3] verklaard dat zij door verdachte op haar vingers is geslagen en dat dit pijn deed. De rechtbank acht onvoldoende bewijs voorhanden voor het trekken aan de oren van [Naam 3] en zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 4 mishandeling van [Naam 4]
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [Naam 4] zou hebben mishandeld door haar te slaan op haar rug en vingers. Door de forensisch arts is enkel geconstateerd dat [Naam 4] een blauwe plek op haar voorhoofd had die zou passen bij accidenteel letsel. Het dossier bevat inzake [Naam 4] verder enkel nog de verklaring van de gezinsouder dat [Naam 4] “mama auw” zou hebben gezegd hetgeen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is. Ook heeft verdachte niet verklaard dat zij ook “Ate” heeft toegepast bij [Naam 4] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrij spreken van de onder feit 4 tenlastegelegde mishandeling van [Naam 4] .
Tenlastegelegde periode
Door de verdediging is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de mishandelingen hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode.
Hoewel door de kinderen wisselend is verklaard over de periode waarin de mishandelingen hebben plaatsgevonden hebben zowel [Naam 2] als [Naam 4] verklaard dat Ate plaatsvond in de woning in Alphen waar verdachte en de kinderen wonen. Het Leger des Heils heeft aangegeven vanaf 14 augustus 2020 bij het gezin betrokken te zijn geweest in de woning in Alphen. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij rond december 2020 last had van een navelbreuk en hierdoor in die tijd en de tijd daarna vaker “Ate” heeft toegepast. Daarnaast is bij [Naam 1] en [Naam 2] op 5 februari 2021 letsel geconstateerd en zijn de kinderen op 11 februari 2021 met een spoedmachtiging uithuisgeplaatst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tenlastegelegde periode past bij de verklaringen die hieromtrent zijn afgelegd en de datum waarop het letsel is geconstateerd.
Beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
Door de verdediging is een beroep gedaan op een rechtvaardigingsgrond, namelijk het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid vanwege de toepassing van het ouderlijk tuchtrecht.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Aangezien verdachte zelf heeft verklaard te ver te zijn gegaan en er letsel is geconstateerd bij de kinderen, heeft verdachte de grenzen van het ouderlijk tuchtrecht (fors) overschreden en komt haar reeds om die reden geen beroep op enig ontbreken van materiële wederrechtelijkheid toe. Daar komt bij dat in artikel 1:247 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen dat ouders in de opvoeding geen lichamelijk geweld toepassen.