ECLI:NL:RBZWB:2022:3273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering erkenning dienstongeval tijdens teambuildingsdag

In deze zaak heeft eiser, een ambtenaar bij de politie, beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef om een ongeval dat hij op 11 juni 2020 heeft gehad tijdens een teambuildingsdag niet aan te merken als een dienstongeval. Het primaire besluit van de korpschef, dat op 17 februari 2021 werd genomen, weigerde deze erkenning. Eiser stelde dat de teambuildingsdag en de activiteiten die daarbij hoorden, waaronder een kanotocht, als opgedragen werkzaamheden moeten worden beschouwd. De korpschef verklaarde echter dat deelname aan de teambuildingsdag niet verplicht was en dat het ongeval niet onder de definitie van dienstongeval viel.

De rechtbank heeft op 15 juni 2022 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat er inderdaad sprake was van opgedragen werkzaamheden, omdat deelname aan de teambuildingsdag als verplicht werd gezien. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat het kanovaren op zich geen verhoogd risico op letsel met zich meebracht, en dat het ongeval niet als dienstongeval kon worden gekwalificeerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor erkenning van een dienstongeval.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3354 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. O.W.G. van Petegem,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigde mr. E.C.M. Dekkers.

Procesverloop

In het besluit van 17 februari 2021 (primaire besluit) heeft de korpschef geweigerd het ongeval van 11 juni 2020 aan te merken als een dienstongeval.
In het besluit van 18 juni 2021 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 mei 2022.
Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en namens de korpschef zijn gemachtigde,
[naam gemachtigde] en [naam betrokkene]

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft op 11 juni 2020 deelgenomen aan een teambuildingsdag. Onderdeel van deze dag was een kanotocht. Tijdens deze tocht is hem een ongeval overkomen.
Eiser heeft in november 2020 (formeel) gemeld dat er sprake is van een dienstongeval.
Met het primaire besluit heeft de korpschef aan eiser meegedeeld dat er geen sprake is van een dienstongeval.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Geschil
2. In geschil is of de korpschef op goede gronden besloten heeft het ongeval van 11 juni 2020 niet aan te merken als een dienstongeval.
Wettelijk kader
3. In artikel 1, eerste lid, onder z, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) is bepaald dat onder dienstongeval wordt verstaan een ongeval, welk in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
Standpunt eiser
4. Eiser voert aan dat de teambuildingsdag en de daarbij behorende activiteiten aan te merken zijn als opgedragen werkzaamheden. Het kanovaren moet tevens gezien worden als een activiteit waarbij een verhoogd risico op letsel aanwezig is. Het enkele feit dat eiser geen bezwaren had tegen de teamactiviteit betekent niet dat het ongeval niet als dienstongeval erkend kan worden. Eiser stelt dat sprake is van causaliteit tussen het ongeval en het letsel en dat het ontbreken daarvan hem niet tegengeworpen kan worden omdat de korpschef niet eerder heeft getwijfeld aan de causaliteit en ook geen medisch onderzoek heeft laten verrichten.
Standpunt korpschef
5. De korpschef heeft gesteld dat de teambuildingsdag niet onder opgedragen werk valt. Hoewel deelname aan het teamuitje niet geheel vrijblijvend was, kan wel van afzonderlijke onderdelen afgezien worden. Het is algemeen bekend dat de korpschef open staat voor bezwaren tegen de invulling van de dag. Het hoge aandeel van teamleden dat heeft deel genomen aan het teamuitje was geen gevolg van het verplicht stellen van het uitje, maar het gevolg van enthousiasme voor de invulling van de dag, mede gezien het belang van het teamuitje. Nu er geen sprake was van opgedragen werkzaamheden wordt niet voldaan aan de definitie van dienstongeval.
Subsidiair heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een verhoogd risico op letsel. Meer subsidiair heeft de korpschef gesteld dat aanleiding bestaat te twijfelen aan het causale verband.
Beoordeling rechtbank
6. Om van een dienstongeval te kunnen spreken moet er voldaan zijn aan vier voorwaarden. Er moet sprake zijn van opgedragen werkzaamheden, een verhoogd risico op letsel, causaal verband en er mag geen sprake zijn van eigen schuld of onvoorzichtigheid.
Is sprake van opgedragen werkzaamheden?
7. De rechtbank is het met eiser eens dat er sprake is van opgedragen werkzaamheden. Uit de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de korpschef het belangrijk vindt dat iedereen bij de teambuildingsdag aanwezig was. In de e-mail waarmee de medewerkers werden uitgenodigd voor de teambuilding was niet vermeld dat dit teamuitje facultatief was of dat er een mogelijkheid bestond om je af te melden voor deze dag. De dag werd ook geregistreerd als een dienst en als na overleg niet werd deelgenomen aan de teamdag moest er verlof worden opgenomen. Uit deze feiten in onderling verband bezien leidt de rechtbank af dat iedereen verplicht was deel te nemen aan de dag tenzij er een goede reden was waarom de medewerker niet mee kon doen. Niet gesteld of gebleken is dat iemand zonder opgaaf van reden af kon zien van deelname aan de teambuildingsdag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de deelname aan de kanotocht aangemerkt moet worden als opgedragen werkzaamheden.
Is er bij het kanovaren sprake van een verhoogd risico op letsel?
8. Partijen zijn het er over eens dat het kanovaren op zich niet als een activiteit met een verhoogd risico op letsel kan worden gezien. Eiser heeft zich echter op het standpunt gesteld dat met name het uit het water tillen van de kano een verhoogd risico op letsel oplevert, mede gelet op de onverharde grond aan de waterkant en het feit dat tonnen in de kano’s stonden.
Ter zitting is gebleken dat het om kano’s ging waar je met twee personen in vaart. In enkele kano’s bevond zich een ton waarin mensen hun spullen (zoals een telefoon of horloge) op konden bergen. Ter zitting is onweersproken gesteld dat een ton met inhoud ongeveer 5 tot 6 kg weegt.
De rechtbank is van oordeel dat het kanovaren op zich, ook als rekening wordt gehouden met het af en toe uit het water tillen van een kano, naar zijn aard niet aangemerkt kan worden als een risicovolle activiteit. Er was geen sprake van een wedstrijdelement of enige andere (tijds)druk tijdens het kanovaren en de kano’s werden met meerdere personen samen uit het water getild. Dat dit wellicht op sommige plekken wat lastiger was, omdat er ook getild moest worden op plaatsen waar geen aanlegplaats was, maakt dat niet anders. De deelnemers konden immers op eigen tempo de kano uit het water tillen en onweersproken is gebleven dat de kano met twee personen te tillen was. Het ongeval dat eiser is overkomen tijdens het kanovaren kan daarom niet aangemerkt worden als een dienstongeval zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder z, van het Barp. Nu er om deze reden al geen sprake is van een ongeval, hoeft het causaal verband niet besproken te worden.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 15 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.