ECLI:NL:RBZWB:2022:3311

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_600
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag uitkering Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 juni 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het vermeende niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen op zijn aanvragen voor een uitkering op grond van de Participatiewet. Eiser had op 1 november 2021, 10 december 2021 en in januari 2022 aanvragen ingediend, maar verweerder stelt dat de aanvraag van 1 november 2021 niet is ontvangen en dat de brieven van 10 december 2021 en 12 januari 2022 niet als aanvragen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eiser geen bewijs heeft geleverd van de aanvraag van 1 november 2021 en de andere brieven niet voldoen aan de vereisten voor een aanvraag. Hierdoor zijn er geen wettelijke beslistermijnen geschonden en verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Eiser is eerder geïnformeerd over de stappen die hij moet nemen om een aanvraag in te dienen en kan hulp inschakelen indien nodig. De rechtbank wijst erop dat eiser vrijgesteld is van het betalen van griffierecht en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/600

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 1 november 2021, 10 december 2021 en januari 2022 om een uitkering op grond van de Participatiewet.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de
betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of verweerder in gebreke is om tijdig een besluit te nemen op de aanvraag, dient de rechtbank eerst antwoord te geven op de vraag of er sprake is van een aanvraag.
Eiser stelt dat hij op 1 november 2021, 10 december 2021 en in januari 2022 een verzoek om een uitkering heeft gedaan. Verweerder stelt zich op standpunt dat zij geen aanvraag van eiser van 1 november 2021 heeft ontvangen. De brieven van 10 december 2021 en 12 januari 2022 zijn wel door verweerder ontvangen, maar zijn volgens verweerder niet aan te merken als een aanvraag. Verweerder heeft eiser per e-mail van 25 januari 2022 (nogmaals) de procedure voor het aanvragen van een uitkering uitgelegd.
De rechtbank stelt vast dat eiser geen aanvraag van 1 november 2021 heeft overgelegd. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken van een aanvraag van deze datum. De brieven van 10 december 2021 en 12 januari 2022 zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een aanvraag om een uitkering, omdat in die brieven verwezen wordt naar eerdere aanvragen.
Overigens is ook ten aanzien van de in deze brieven genoemde aanvragen niet gebleken dat sprake is van een aanvraag waarop niet is beslist. In eerdere procedures is over eerder gestelde aanvragen geoordeeld dat ofwel niet gebleken was van een aanvraag van een bepaalde datum, ofwel verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen vanwege het niet meewerken aan een huisbezoek, ofwel de aanvraag heeft kunnen buiten behandeling stellen vanwege het ontbreken van de vereiste stukken.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is er geen sprake van een aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb, zodat er geen wettelijke beslistermijnen zijn gaan lopen, die zouden zijn geschonden. Er is dan ook geen sprake van een (met een besluit gelijk te stellen) niet tijdig beslissen op een verzoek als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, waartegen beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank zal zich daarom kennelijk onbevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen.
De door eiser overgelegde stukken kunnen in deze procedure (die enkel gaat over het niet tijdig beslissen op een aanvraag) niet besproken worden. Deze kunnen bij een in te dienen aanvraag worden gevoegd. De rechtbank overweegt ten overvloede dat eiser al verschillende malen is geïnformeerd over de te zetten stappen voor het aanvragen van een bijstandsuitkering. De rechtbank wijst in dit kader ook op het proces-verbaal van een zitting van 30 maart 2021 van de voorzieningenrechter in de procedure met zaaknummer BRE 20/10313, waarin de door eiser te nemen stappen zijn beschreven teneinde te kunnen komen tot een inhoudelijke behandeling van een aanvraag. Indien eiser moeilijkheden ondervindt bij het indienen van een aanvraag of het onderbouwen daarvan, kan eiser daarvoor hulp inschakelen (bijvoorbeeld via het Juridisch Loket).
De rechtbank wijst erop dat eiser wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 17 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.